© Hoofdstuk 8, 'bescherming van de burgers' index

De grote groep beelden. Onder alle bijzondere kunstwerken die er vroeger in Rome waren, roept de grote groep standbeelden, die 'redding der burgers' genoemd werd, nog meer bewondering op.1 Dit betrof de met toverkunst gewijde beeldengroep van alle volken die onderworpen waren aan het Romeinse gezag. Er was geen enkel volk en geen enkel land onderworpen aan de Romeinse macht, waarvan geen beeld stond in de tempel die hiervoor bestemd was. Van deze tempel staat nog een groot deel van de muren overeind, de crypten blijken huiveringwekkend en ontoegankelijk. Vroeger stonden in deze tempel de genoemde beelden op een rij en elk beeld droeg de naam van het volk, dat het representeerde, op zijn borst. Elk beeld had om zijn hals een zilveren belletje - van alle metalen levert zilver immers de mooiste klank - en dag en nacht waren er als bewakers priesters aanwezig die altijd wakker waren. Als een volk probeerde in opstand te komen tegen het Romeinse rijk, dan bewoog meteen het beeld van dat volk en dan klingelde het belletje om zijn hals. Onmiddellijk bracht een priester het naambordje van dat beeld naar het stadsbestuur. Op de aan deze beelden gewijde tempel stond een bronzen soldaat met zijn paard. Altijd reageerde hij op de beweging van een beeld en wees hij met zijn speer naar het volk, wiens beeld bewoog. Het Romeinse bestuur nam deze duidelijke aanwijzing ter harte en zonder uitstel zond het een leger uit om de opstand van dat volk de kop in te drukken. Regelmatig arriveerde het leger bij de vijanden voordat die hun wapens en legertros op orde hadden: het leger kon hen zonder moeite en bloedvergieten onderwerpen.
Volgens zeggen was er in diezelfde tempel een ondoofbare vlam. Op de vraag hoe lang dit wonderlijke kunstwerk zou blijven bestaan, heeft de maker geantwoord dat het zou duren totdat een maagd een kind zou krijgen. Het verhaal gaat dat genoemde soldaat met zijn tempel met een enorme klap ineengestort is in de nacht dat Christus geboren werd uit de Maagd en dat die kunstmatige, magische vlam terecht gedoofd is, omdat het ware, eeuwige licht geboren was. Men gelooft dat de goddeloze duivel zijn macht om de mensen te bedriegen kwijt was geraakt, omdat God mens was geworden.


1.    Versnel geeft een uitgebreide verklaring bij dit hoofdstuk.
Vergelijk caput I van Over de zeven wereldwonderen.
Ook in De zeven wijze mannen van Rome komt deze beeldengroep voor: Hij [meester Virgilius] liet een toren maken, den bovenop die toren plaatste hij zoveel beelden als er in de wereld provincies waren. Midden op de toren plaatste hij een beeld dat een gouden appel in zijn hand hield. Elk beeld dat op de toren stond had een klokje in de hand en stond gericht naar een provincie die de keizer schatplichtig was. Als nu een van de provincies in opstand kwam tegen de Romeinen, keerde het beeld van die provincie om en luidde zijn klokje en luidden ze allemaal met hem mee. Zodra de Romeinen dat hoorden, bewapenden ze zich en trokken ze er met een grote macht op uit om die provincie te onderwerpen. Er was daarom geen provincie, hoe groot ook, die zich heimelijk kon wreken zonder dat de Romeinen meteen gewaarschuwd werden door de beelden.
Daarna vervaardigde Virgilius ... een licht dat altijd brandde.
Uit: De zeven wijze mannen van Rome, vertaald en toegelicht door Johan Oosterman en Sasja Koetsier, Amsterdam 2006, p. 51-52. Terug.