(1) De ark van Noach (Gn 6,14-16; vgl. J. F.
Armstrong, VT 10, 1960, 328-333). Het schip (hebreeuws
tēbāh: kist; vgl. Mozes' biezen 'kistje', Ex
- 2,3.5), waarin Noach met zijn gezin tezamen met
paren van reine en onreine dieren van de zondvloed
werd gered (vgl. Wh 14,6; Mt24,38; Lc 17,27; Hb
11,7; 1Pt 3,20). Een parallel biedt het Gilgamesj-epos
(11e zang), waar Utanapistim de hoofdfiguur
van het verhaal is.
Lit. A. Parrot, Déluge et Arche de Noé (Paris/Neuchâtel
1952).
(2) De ark van het verbond is in het OT de kist (hebreeuws
'ārōn), waarin de tafelen der wet werden
bewaard. Volgens de beschrijving van Ex 25, 10-22
was deze vervaardigd van acaciahout en met goud
overtrokken. Aan de zijwanden waren vier ringen
bevestigd, waardoor draagstokken werden gestoken.
Aan de einden van het gouden deksel stonden twee
cherubs met gespreide vleugels. De a. had een plaats
in het heilige der heiligen, eerst van de tabernakel
en later van de tempel. Volgens Joz 6,4 speelde de a.
een rol bij de verovering van Jericho. Tijdens de slag
bij Afek viel de a. in handen der Filistijnen (1Sm
4,11). David
voerde de a. naar Jeruzalem (2Sm 6)
waar hij later een definitieve plaats kreeg in het
allerheiligste (debīr) van de tempel van Salomo
(1Kg 8,4-8). Met de verwoesting van Jeruzalem
(587) verdwijnt de a. uit de geschiedenis. Zijn functie
als bewaarplaats van de stenen tafelen der wet
werd later overgedragen op de a. in een nis van de
synagogen. Zulk een a. waarin men de thorarollen
bergt, vindt men ook in de moderne synagogen,
meestal tegen de oostwand van het gebouw in de
richting van Jeruzalem.
Lit. R. de Vaux, Hoe het oude Israël leefde 2 (Roermond
1961) 127-133 (de oudere literatuur 492-494). Id., Les chérubins
et Parche de Palliance, les sphinx gardiens et les trônes
divins dans l'Ancien Orient (Mél. Univ. Beyrouth 37, 1961,
93-124). M. Haran, The Disappearance of the Ark (IEJ 12,
1962, 46-58). J. Maier, Das altisraelitische Ladeheiligtum
(BZAW 93; Berlin 1965). M. McKane, The Earlier History of the Ark (Glasgow
Oriental Society Transactions 21, 1967). [Beek]