Didache

Didache (Διδαχὴ τῶν δώδεκα ἀποστόλων), een kort anoniem vroegchristelijk geschrift, uit 16 hoofdstukken bestaande. De D. is uit twee hoofdgedeelten opgebouwd. Cp 1-6 beschrijven de 'Twee wegen' (de weg van het leven en de weg van de dood).

Waarschijnlijk is dit een christelijke bewerking van een joodse bron, en werd deze leer van de twee wegen in de hellenistische synagogen gebruikt om proselieten te onderrichten. Een duidelijke inlas vormt cp 1,3c tot 2,1. De cpp 7-15 bevatten instructies over doopsel, vasten, gebed, eucharistie, profeten, bisschoppen en diakens. Het slothoofdstuk bevat een profetie over de antichrist en de tweede komst van Christus (ook verder is de D. sterk eschatologisch van karakter). Het geschrift is bijzonder belangrijk vanwege de liturgische gegevens. De doop geschiedde door onderdompeling of bij wijze van uitzondering door het drievoudig uitgieten van water. Het vasten diende volgens de D. plaats te vinden op woensdag en vrijdag (anders dan bij de joden). We vinden verder twee oude eucharistische gebeden. De hiërarchie bestaat uit bisschoppen en diakens (de presbyteri worden niet genoemd). Belangrijk zijn de rondtrekkende profeten, die nog de eucharistie mogen vieren.

De auteur (verschillende auteurs volgens Audet; bestreden door Nautin, zie Lit.), de datering (100-150); men is tegenwoordig duidelijk teruggekomen van een zeer vroege datering, tot in de 1e eeuw) en plaats van ontstaan (Syrië? bij een geïsoleerde gemeente?) zijn onzeker. Bekendheid met Mt en Le mogen wij veronderstellen (volgens sommigen zijn er met deze evangelies gemeenschappelijke bronnen). Er bestaat een relatie met de Barnabasbrief (cp 1-6 van de D. zijn vrijwel eensluidend met Barnabasbrief 18-20), maar de eventuele onderlinge afhankelijkheid is onduidelijk. Ook heeft men onlangs op verwantschap met de zg. sektenregel van Qumran gewezen (Audet).

Het enige bekende ms (uit 1056) werd in 1875 door de metropoliet Bryennius in het Jeruzalemklooster te Constantinopel ontdekt. De editio princeps dateert uit 1883. Er bestaat ook een gedeeltelijke latijnse vertaling (in 1900 ontdekt) en enkele cpp van een oude koptische vertaling (in de laatste volgde op de eucharistische gebeden een gebed over de zalfolie).

In de eerste eeuwen van het christendom werd de D. hoog gewaardeerd. Ze diende als model voor de syrische Didascalia, de Traditio apostolica van Hippolytus en het zevende boek van de Constitutiones apostolicae. Eusebius noemt de D. als een apocrief werk (Historia ecclesiastica 3,25,4). Na de 4e eeuw vinden wij ze echter nauwelijks meer geciteerd.


Lit. Uitgaven: A. v. Harnack, Die Lehre der zwölf Apostel (TU 2² Leipzig 1893). F. X. Funk, Patres Apostolici 1,2 (Tübingen 1901) 2-37. K. Bihlmeyer, Die apostolischen Väter² (ib. 1956) 1-9. Th. Klauser, Doctrina duodecim Apostolorum (FIP; Bonn 1940). - Vertalingen: Frans: H. Hemmer, Les Pères apostoliques (Paris 1907); Duits: F. Zeller, Die apostolischen Väter (BKV 35; Kempten/München 1918). L. A. Winterswyl, Die Zwölfapostellehre² (Freiburg 1954); Nederlands: D. Franses, De apostolische Vaders (Hilversum 1941). - G. Bardenhewer 1, 90-113. Quasten 1, 29-39. - Studies: J. Muilenburg, The literary Relations of the Epistie of Barnabas and the Teaching of the Twelve Aposties (Marburg 1929). R. H. Connolly, The Didache in Relation to the Epistle of Barnabas (JTS 33, 1932, 237-253). F. E. Vokes, The Riddle of the Didache: Fact or Fiction, Heresy or Catholicism (London 1938). M. Dibelius, Die Mahlgebete in der Didache (ZNW 37, 1938, 32-41). E. Peterson, Über einige Probleme der Didache-Überlieferung (Rev. arch. chrét. 27, 1951, 37-60). G. Bartelink, Lexicologisch-semantische studie over de taal van de Apostolische Vaders (Utrecht 1952). J. P. Audet, La Didachè. Instruction des Apôtres (Paris 1958). P. Nautin, La composition de la Didachè et son titre (RHR 155, 1959, 191-214). [Bartelink]


Afkortingen Lijst van Namen