Hatsjepsut, egyptische koningin van de 18e dynastie.
Haar voornaam was m3'.t-k3-r' 'Maat is de ka
van Re'; haar intronisatienaam l.z3.t-?spsw.t betekent
'de eerste van de edele (vrouwen)'. Uit de vorm
Ἀμεσσις, door Manetho overgeleverd, werd door G.
Fecht de juiste uitspraak Ἀσπεσις - haspési gerecontrueerd.
H. was de dochter van Thutmosis I
en van zijn koningin-echtgenote.
Thutmosis II, haar
halfbroer, uit een harernvrouw geboren, huwde haar
om zijn aanspraak op de troon te legitimeren. Zij
had van hem twee dochters, Nefrure en Meritre. Na
zijn dood regeerde H. als regentes samen met
Thutmosis
III, de onmondige zoon van Thutmosis II en
van een bijzit. Zij trok echter alle macht aan zich en
liet zich afbeelden als koning met mannelijke attributen
en met de koningsbaard. H. zegde de veroveringspolitiek
van haar voorgangers vaarwel en wijdde
haar krachten aan de reorganisatie van Egypte.
Door haar vertrouweling Senenmut liet zij, Amon
ter ere, grootse bouwwerken oprichten, voornamelijk
te Karnak, en haar prachtige dodentempel bouwen,
ten noorden van die van Mentuhotep, in het
keteldal van Deir el-Bahri. In de verlenging van de
as van de tempel bevindt zich haar graf (nr. 20) in
het Dal der Koningen. De voornaamste merkwaardigheden
van deze tempel zijn de uitbeelding van de
theogamie van Amon met haar moeder Ahmosis
en van haar goddelijke geboorte alsmede de basreliëfs
die de expedie van haar vloot naar het wierookland
Punt vereeuwigen. Toen zij gestorven was,
wreekte Thutmosis III zich voor het ongelijk, hem
aangedaan. Hij liet overal de naam van H. uitbeitelen,
haar beelden vernietigen en hij ontsierde sommige
van haar monumenten. De regeringsjaren van
H. staan niet met zekerheid vast: Helck/Otto geven
ca. 1479-1459; Drioton/Vandier geven voor Thutmosis
II en H. samen 1520-1484. Portret van H. zie
ANEP nr. 388.
Lit. Drioton/Vandier 337-340; 370v. Status quaestionis van
het ingewikkelde probleem van de troonopvolging: 381-383.
A. Gardiner, Egypt of the Pharoahs (Oxford 1961) 181-189.
M. Werbrouck, Le temple de Hatshepsout à Deir el Bahari
(Bruxelles 1949). G. Fecht (ZDMG 110, 1961, 120). [Vergote]