Thermutis

tekeningThermutis, griekse vorm (Θερμοῦθις naast Ἐρμουθις, zonder het lidwoord) van de naam van een egyptische godin Rnnwt.t, welke vanaf de 18e dynastie Rnn.t, in de grieks-romeinse tijd en het demotisch T-Rmwte werd geschreven. Zij wordt afgebeeld als een cobra, als een vrouw of een vrouw met slangenhoofd die al dan niet een kind zoogt. Dit staat in verband met het bestanddeel rnn, dat o.a. 'voeden' en 'opvoeden' betekent. De slangengestalte kenmerkt Renen(ut)et als vegetatiegodin en 'meesteres van het voedsel'. Daarom wordt een oogstmaand in het koptisch naar haar Parmoute (Φαρμουθι) genoemd. Anderzijds beschermt zij de koning zoals de uraeus op zijn voorhoofd en de hiermee verwante Uto-slang en zij wordt met deze beide vereenzelvigd. Renen(ut)et harmonieert verder met Sjai, de slangengod die het levenslot, en met Meschenet die de geboortetegel personifieert; met beiden deelt zij de taak de levensduur van het pasgeboren kind te bepalen. Het valt moeilijker te verklaren waarom haar naam aan de linnen gewaden gegeven wordt waarmee de god tijdens het dagelijks ntueel in de tempel bekleed wordt. Ook de dode wordt door Renen(ut)et met spijzen en met mummiebanden voorzien, wat haar tot een dodengodin maakt.

Met de vruchtbaarheid is verwant haar karakter van zogende vrouw die de farao, en andere kinderen, opvoedt. Het is vermoedelijk langs deze weg dat zij in de ptolemaeïsche tijd met Isis werd gelijkgesteld. In de tempel van Narmuthis-Medinet Madi werden vier griekse Isis-hymnen ontdekt, waarin onder deze gedaante feitelijk T. schuilt; zij wordt erin gehuldigd als godin van de vruchtbaarheid, als Panthea, als Bona Fortuna en als draagster van Maat.

In overeenstemming met haar karakter van beschermende genius werd T. overal in Egypte vereerd, voornamelijk als σύνναος θεός in de tempels van andere goden. Vele feesten, over het hele jaar verspreid, werden haar ter ere gevierd. Toch bezat zij ook een paar eigen cultusplaatsen. Te Dendera wordt een heiligdom van haar vermeld, dat vóór de Hathor-tempel moet gelegen hebben. De reeds vermelde tempel van Medinet Madi in het Faijum werd gebouwd door Ptolemaeus IX Soter II, maar, zoals uit enkele voorstellingen blijkt, gaat de stichting ervan terug op Amenemhet III en IV, van de 12e dynastie. Haar cultus was hier verbonden met die van Sobek, de krokodilgod van het Faijum, en van de korengod Nepri. In teksten uit BenedenEgypte doet de vermelding van een 'Huis van Renenet' vermoeden dat zij ook aldaar een cultusplaats bezat. Misschien lag die te Terenuthis, het huidige Kom Abu Billo, ten zuidwesten van de Delta.


Lit. RÄR 803v. - J. Broekhuis, De godin Renenwetet (Assen 1971). D. Meeks, Génies, anges, démons en Egypte (Sources orientales 8, Paris 1971) 30-32. J. Quaegebeur, Le dieu égyptien Shaï (Orientalia Lovaniensia Analecta 2, Leuven 1975) 152-154. [Vergote]


Lijst van Goden