Acarnanië (Ἀκαρνανία;
bewoners Ἀκαρνᾶνες), een
grotendeels bergachtige en woeste landstreek in het
uiterste westen van Midden-Griekenland, begrensd
door de Ionische zee, de golf van Ambracia en de
Acheloüs; de grootste breedte bedraagt 45 km, de
grootste lengte 70 km, de oppervlakte ca. 1600 km².
De bewoners, die van jacht,
landbouw en veeteelt leefden, bleven lang halve barbaren
en golden niet als zuivere Grieken. Vanaf de 7e
eeuw vC stichtten corinthische kolonisten nederzettingen
aan de kust, o.a. Astacus, Sollium en Anactorium,
die in voortdurende conflicten met het binnenland
gewikkeld waren. Eerst in de 5e en 4e eeuw
kreeg Acarnanië enige politieke betekenis; de voornaamste
steden werden Stratus en Oeniadae. In de
peloponnesische
oorlog stonden de Acarnaniërs aan de zijde van
Athene, van 390-375 was het gebied
spartaans, van
255-230 verdeeld tussen Aetolië
en Epirus. De acarnaanse
stedenbond, gesticht in 314, steunde
Philippus V
in diens strijd tegen de Romeinen, die in 189
vC een verbond met Acarnanië sloten, in 146 het gebied
onder het gezag van de stadhouder van de provincie
Macedonia stelden, maar de bond lieten voortbestaan tot 30 vC.
Lit. E. Oberhummer, Akarnanien, Ambrakia, Amphilochia,
Leukas im Altertum (München 1887). A. Philippson/E. Kirsten,
Die griechischen Landschaften 2 (Frankfurt a. M. 1956-1958)
368-417; 558-566. E. Kirsten/W. Kraiker, Griechenlandkunde
(Heidelberg 1962) 715-720; 755-762. [Nuchelmans]