Haeduers (latijn Haedui of Aedui), belangrijke
gallische stam, die het gebied tussen Loire en Saône
bewoonde. Volgens Livius (5,34) namen de H. reeds
in de 6e eeuw vC deel aan een gallische expeditie
naar Italië. In 121 vC sloten ze uit angst voor de
Allobrogen en de
Arverni vriendschap met de
Romeinen, van wie ze de eretitel 'fratres
consanguineique populi Romani' ontvingen; sindsdien
waren ze de machtigste stam van Oost-Gallië, maar
deze positie werd spoedig in gevaar gebracht door
de Sequanen en hun germaanse bondgenoot
Ariovistus;
deze laatste onderwierp hen zelfs in 61
vC. Het optreden van Caesar
gaf de H. hun vrijheid
terug; tijdens diens gallische expedities verleenden
ze hem weliswaar belangrijke hulp, maar in
52 vC namen ze deel aan de grote gallische opstand
onder Vercingetorix.
Onder Augustus
werd hun gebied
een civitas foederata met de hoofdstad
Augustodunum (Autun), die ca. 12 vC gesticht werd
ter vervanging van de 20 km westelijker gelegen
oude vesting Bibracte.
Later waren de H. nog betrokken bij de gallische
opstanden van Sacrovir (21 nC) en
Vindex (68 nC).
Toen keizer Claudius
(41-54) de bewoners van Galië het recht verleende om romeinse
ambten te bekleden, waren de H. de eersten die daarvan gebruik
maakten. In de 3e en 4e eeuw nC had hun gebied
veel te lijden van burgeroorlogen en invallen van
barbaren.
Lit. Caesar, De bello Gallico, passim. [Nuchelmans]