Pala, landstreek in het noordwesten van Anatolië,
bekend uit hethitische spijkerschriftteksten, meestal
gelijkgesteld met de door Strabo genoemde landstreek
Blaëne in Paphlagonië (12, 562). Gedurende
het oud-hethitische koninkrijk vormden P., Luwiya
en Hattusa(s) de drie belangrijkste provincies van
het rijk, voor zover dit binnen het huidige Turkije
gelegen was. Later, vanaf de 15e eeuw vC breidden
de Gasga-nomaden hun machtsgebied in het
noordwesten van Anatolië aanzienlijk uit, met als
gevolg dat het belang van P. verminderde.
Lit. A. Götze (RHA 1 fase. 1, 1930, 24vv). E. Forrer (RLA,
s.v. Balà). E. vom Schuler, Die Kaskäer (Berlin 1965) 12-14.
Ph. H. J. Houwink ten Cate (Anatolica 1, 1967, 45-49).
[Houwink ten Cate]