Roman

Uit de eerste eeuwen nC zijn enkele griekse en latijnse prozawerken bewaard gebleven die, hoewel er in de oudheid geen speciale generieke benaming voor bestond, ontegenzeglijk gerekend moeten worden tot het literaire genre dat sinds de renaissance de naam 'roman' draagt.

(I) De griekse roman. Binnen het ruime kader van bedoeld genre kan men de griekse r. bepalen als de uitvoerige beschrijving van een fictieve avontuurlijke liefdesgeschiedenis, waarin het accent nu eens op de avonturen dan weer op het erotische element ligt; de hoofdfiguren zijn gewoonlijk een jonge man en een jonge vrouw, verloofd of reeds getrouwd, maar in elk geval verliefd, die getroffen worden door zware beproevingen (schaking, storm, schipbreuk, rovers, slavernij en dergelijke), welke een langdurige scheiding teweegbrengen, maar de pure liefde en standvastige trouw van het paar overwint alles en leidt ten langen leste tot een gelukkige hereniging. Deze roman moet goed onderscheiden worden van de geromantiseerde geschiedschrijving die we bv. in de z.g. Alexander-romans aantreffen, en van fantastische mythologische verhalen als de 'phrygische Ilias' van Dares en het Dagboek van de trojaanse oorlog van Dictys.

Milieuschildering en beschrijving van psychologische processen zijn in deze romans nauwelijks te vinden; de karakterisering van de personages geschiedt doorgaans slechts schematisch. Ook de structuur van het verhaal is soms gebrekkig; het wordt veelvuldig onderbroken door amusante maar nauwelijks relevante digressies, waartoe ontmoetingen met vrienden en vijanden aanleiding geven. De toon is over het algemeen naïef-realistisch, dikwijls naar het sentimentele neigend. De weergave van erotische handelingen blijft vrijwel steeds binnen de welvoeglijkheidsregels die daarvoor sinds Ilias en Odyssee in de meeste griekse literaire genres gelden.

De griekse r. werd door de antieke literaire kritiek, zoals het ontbreken van een generieke benaming al doet vermoeden, verwaarloosd en niet als 'literatuur van niveau' erkend. Dit moet ook de oorzaak zijn van het feit dat over zijn oorsprong en ontwikkelingsgeschiedenis geen antieke getuigenissen voorhanden zijn. Omtrent de oorsprong zijn in de moderne tijd diverse theorieën bedacht; van de onhoudbare daaronder vermelden we hier slechts twee bekende, die van Rohde en die van Merkelbach. Volgens eerstgenoemde, die het ontstaan pas in de 1e eeuw nC stelt, werd de r. geboren uit een bewuste verbinding van hellenistische liefdesverhalen in proza of poëzie met fantastische reisbeschrijvingen in de trant van Iambulus; deze verbinding zou tot stand gebracht zijn door één creatieve persoonlijkheid, die Rohde identificeert met Antonius Diogenes, de auteur van Ongelooflijke verhalen uit het land voorbij Thule; de vorm zou sterk door de tweede sofistiek beïnvloed zijn. Merkelbach neemt, een door Kerényi gewezen spoor volgend, aan dat de griekse romans, met uitzondering van die van Chariton, eigenlijk religieuze teksten zijn, die ten doel hadden de eenvoudige mensen met symbolische verhalen voor te bereiden op de openbaring van de mysteriën, welke gereserveerd was voor de ingewijden. Tegenwoordig wordt door de meeste literatuurhistorici aangenomen dat de griekse r. in de 2e en 1e eeuw vC ontstaan is als populaire literatuur, die haar bouwstenen en motieven aan verscheidene oudere, min of meer verwante literaire producten ontieende. De voornaamste daarvan waren ongetwijfeld liefdesgeschiedenissen in hellenistische trant (elegie), bonte reisavonturen (bij de Grieken sinds de Odyssee zeer geliefd) en geromantiseerde geschiedschrijving; daarbij kwamen invloeden van de short story-literatuur zoals we die bij Herodotus en Xenophon vinden, van de Nieuwe Komedie, en van de fictieve verhalen die een rol speelden in het retorica-onderwijs (progymnasmata). Door sommigen is ook gewezen op het veranderde 'Lebensgefühl' dat de griekse r. kenmerkt in vergelijking met de literatuur van de voorgaande perioden. De griekse romans die uit de oudheid bewaard zijn gebleven zijn De geschiedenis van Chaereas en Callihoë van Chariton (1e of 2e eeuw nC), De geschiedenis van Leucippe en Clitophon van Achilles Tatius (2e eeuw), de Ephesische verhalen van Xenophon van Ephese (2e eeuw), de geschiedenis van Daphnis en Chloë van Longus (2e of 3e eeuw) en de Aethiopica van Heliodorus (3e of 4e eeuw). Fragmenten bezitten we van de z.g. Ninus-roman (2e of 1e eeuw vC) en van Iamblichus' Babyloniaca (2e eeuw nC).


Lit. Bibliografie: O. Mazal, Der griechische und byzantinische R. in der Forschung vom 1945 bis 1960 (Jahrbuch der österreichischen Byzantinischen Gesellschaft 11/12, 1962/1963, 955; 13, 1964, 29-86; 14, 1965, 83-124). Verzameluitgaven: R. Hercher, Erotici Scriptores Graeci 1-2 (Leipzig 1858v). G. Hirschig, Erotici Scriptores Graeci (Paris 1875). Franse vertaling van enkele r.s: P. Grimal, Romans grecs et latins (Paris 1958). Duitse vertaling van enkele r.s in F. Stoessl, Antike Erzähler vom Herodot bis Longos (Zürich 1947). Zie verder bij de afzonderlijke auteursnamen. - A. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur³ (Bern/München 1971) 957-972. - E. Rohde, Der griechische R. und seine Vorläufer (Leipzig 1876, ³1914 = Hildesheim 1961 = Darmstadt 1974). E. Schwartz, Fünf Vorträge über den griechischen R. (Berlin 1896, ²1943). B. Lavagnini, Le origini del romanzo greco (Pisa 1921). Id., Studi sul romanzo greco (Messina/Florence 1950). K. Kerényi, Die griechisch-orientalische R.literatur in religionsgeschichtlicher Beleuchtung (Tübingen 1927, 3Darmstadt 1973). Id., Der antike R. (Darmstadt 1971). R. Helm, Der antike R.2 (Göttingen 1956). O. Weinreich, Der griechische Liebesr. (Zürich 1962). R. Merkelbach, R. und Mysterium in der Antike (München 1962). B. E. Perry, The Ancient Romances. A literary-historical account of their origins (Berkeley/Los Angeles 1967). T. Hägg, Narrative Techniques in Ancient Greek Romances (Stockholm 1971). [Nuchelmans]



(II) De romeinse roman. In Rome is het genre beoefend door Petronius en Apuleius. De verschillen tussen hun beider literaire produkten zijn echter aanzienlijk, evenals tussen deze en de voortbrengselen van de Grieken op dit gebied. Tot de gemeenschappelijke kenmerken van Petronius' Satyricon en Apuleius' Metamorphosen behoren de ik-vorm en de onmiskenbaar aanwezige invloed van de z.g. milesische novelle, een vertelgenre van korte erotische verhalen, waarvan door Aristides van Milete in de tweede eeuw vC een aantal specimina werden verzameld en door de romeinse historicus Sisenna (1e eeuw vC) in het latijn vertaald. Blijft in de r. van Petronius dit milesische element beperkt tot twee verhalen in deze trant (het door Eumolpus vertelde verhaal van zijn relatie met de zoon van zijn gastheer te Pergamum, dat de capita 85 tot en met 87 omvat, alsmede het bekende verhaal van de weduwe van Ephese in de capita 111 en 112), bij Apuleius wordt de r. als zodanig door de auteur reeds in de inleiding aangekondigd als 'een reeks verhalen in milesische verteltrant', verhalen die alle meer of minder direct te maken hebben met de hoofdhandeling die is geconcentreerd rond de in een ezel veranderde en tenslotte weer in zijn menselijke gedaante herstelde Lucius van Corinthe. Veel minder eenvoudig te definiëren is het genre waartoe Petronius' Satyricon behoort. Naar de uiterlijke vorm komt het werk nog het meest overeen met de in Rome voordien door Varro beoefende z.g. menippeïsche satire (Menippus van Gadara), met als voornaamste kenmerk de afwisseling van proza en poëzie (het Satyricon bevat, zoals bekend, ook een aantal kortere en langere poëtische passages).

Van grote betekenis lijkt voorts de invloed van de mimus, naar welk genre door de auteur enige malen ter vergelijking verwezen wordt. Onmiskenbaar is daarnaast de aanwezigheid van het element van de parodie: de r. kan in menig opzicht worden gekarakteriseerd als een parodie op het epos (Odyssee en Aeneïs), met als gemeenschappelijk kenmerk van de beide genres de toorn van een godheid (in dit geval Priapus) die de hoofdfiguur achtervolgt. Niet onmogelijk is ook dat we te doen hebben met een parodie op de idealistische griekse liefdesroman, waarvan overigens pas uit de 2e eeuw nC volgroeide specimina tot ons zijn gekomen. Mede door de fragmentarische staat waarin de griekse erotische romankunst uit de daaraan voorafgaande fase is overgeleverd, blijft het echter moeilijk de juiste relatie tussen de griekse en de romeinse r. vast te stellen. De romeinse r. wordt gekenmerkt door een grote mate van realisme in de beschrijving der gebeurtenissen, in het bijzonder op erotisch gebied. Blijkens het gebruik van de sermo cottidianus wordt deze literatuursoort bij de Romeinen gerekend tot de lagere genres.

Van de voorbeelden uit latere tijd is vooral in de middeleeuwen bekend geworden de anonieme, oorspronkelijk in het grieks geschreven en later in het latijn vertaalde liefdesroman Historia Apollonii regis Tyri ('Geschiedenis van Apollonius, de koning van Tyrus'), die stamt uit de 2e of 3e eeuw nC en waarvan een verkorte latijnse versie van de hand van een christelijk auteur is bewaard, waarschijnlijk uit de 6e eeuw.

Wat de historische en de mythologische r. bij de Romeinen betreft zij voor de eerste categorie gewezen op de latijnse vertaling van de in oorsprong griekse Alexanderroman van Iulius Valerius uit ca. 300 nC en voor de tweede categorie op de latijnse versies van de griekse mythologische romans op naam van Dictys en Dares.


Lit. V. Ciaffi, Petronio in Apuleio (Turijn 1960). A. Scobie, Aspects of the Ancient Romance and its Heritage (Meisenheim am Glan 1969). P. G. Walsh, The Roman Novel. The 'Satyricon' of Petronius and the 'Metamorphoses' of Apuleius (Cambridge 1970). H. van Thiel, Der Eselsr. 1-2 (Zetemata 54, 1-2; München 1971v). A. Scobie, More Essays on the Ancient Romance and its Heritage (Meisenheim am Glan 1973) 35-101. G. Anderson, Ancient Fiction. The novel in the Greek and Roman world (London 1982). T. Hägg, The Novel in Antiquity (Oxford 1983).

Voor de Historia Apollonii regis Tyri: editie van A. Riese, Historia Apollonü regis Tyri (Leipzig 1893). E. Klebs, Die Erzählung von Apollonios aus Tyros (Berlin 1899). Zie voorts Petronius, Apuleius, Roman (I). [Brouwers]


Lijst van Auteurs