Labrys

vaasLabrys (λάβρυς), kleinaziatisch woord dat Plutarchus (Αἴτία Ἑλληνικά 45, p. 302 A) als equivalent van het griekse πέλεκυς 'bijl' vermeldt, in de archeologie en godsdienstgeschiedenis sinds de 19e eeuw gebruikelijke benaming voor de bijl met twee sneden die behalve als wapen en werktuig in Klein-Azië en op het minoïsche Kreta veelvuldig als religieus symbool voorkomt, hetzij in de vorm van grote of kleine copieën in goud, zilver, brons, lood of steen, hetzij afgebeeld op vazenschilderingen, hetzij gegrift in steenblokken. Over oorsprong en betekenis van de l. bestaat een groot aantal hypothesen maar weinig zekerheid; de interpretatie als attribuut van de onweersgod zou kunnen gelden voor Klein-Azië, waar de l. tot in de hellenistische tijd in de omgeving van vele mannelijke godheden, o.a. van Zeus (Labrandus) en Apollo, voorkomt, maar moeilijk voor Kreta, waar ze alleen bij godinnen en priesteressen aangetroffen wordt. Vast staat slechts dat de l. een religieuze betekenis had en, evenals de z.g. wijdingshorens (een min of meer gestileerd paar runderhorens op een voetstuk), waarmee de dubbele bijl op Kreta dikwijls gecombineerd is, op een of andere wijze de heiligheid van een plaats of voorwerp markeert.


Lit. R. Ganszyniec (PRE 12, 286-307). M. Nilsson, Geschichte der griechischen Religion 1³ (München 1961) 275-278. - Id., The Minoan-Mycenaean Religion (Lund 1927) 162-200. H.-G. Buchholz, Zur Herkunft der kretischen Doppelaxt. Geschichte und auswärtige Beziehungen eines minoischen Kultsymbols (München 1959). [Nuchelmans]


Register