Kutir-Nahhunte

Kutir-Nahhunte. ('Naḫḫunte is beschermgod'; in de literatuur vindt men de spellingen Kutir N., Kuter N., en Kudur (= assyriserende spelling) -N.). Naam van drie elamitische heersers:

(1) Kutir-Nahhunte I, ca. 1730-1700 volgens de middenchronologie. Was grootregent in Susa. In de elamitische literatuur bekend uit inscripties van zijn zoon en plaatsvervanger Tem(p)ti-Agun, niet uit eigen teksten. De latere elamitische koning Silhak-Insusinak (ca. 1150-1120?) vond bij reparaties aan de akropolis van Susa een in het akkadisch gestelde inscriptie van K.-N. I en herstelde die in ere. De neo-assyrische koning Assurbanipal vertelt van K.-N. I dat hij 'aan de plaatsen van Akkad de hand sloeg en Akkad verwoesttte' (III R 38,1,14). Dat schijnt gebeurt te zijn in het kader van een inval in Mesopotamië tijdens of vlak na Samsuiluna.

(2) Kutir-Nahhunte II. Deed samen met zijn vader Sutruk-Nahhunte I omstreeks 1160 vC een inval in Babylonië, dat waarschijnlijk in datzelfde jaar reeds een strooptocht van de Assyriër Assur-dan I had moeten doorstaan. Gedurende hun campagne maakten vader en zoon de steden Esnunna, Dur-Kurigalzu, Sippar, Opis en misschien Akkad, dat door K.-U. I dus niet blijvend verwoest is, schatplichtig. Uit Sippar werden bij deze gelegenheid o.a. de bekende Naramsin-stèle en ook Hammurapi's befaamde wetscodex geroofd en naar Elam overgebracht Terwijl Sutruk-Nahhunte naar Elam terugkeerde, bleef K.-N. II in Mesopotamië achter. In Babylon werd volgens een zwaar beschadigde inscriptie een Kassiet(?) Ellil-nadin-aha op de troon gezet, die zich, na waarschijnlijk 3 jaar tegen de Elamieten te hebben geageerd, overwonnen zag door K.-N. Het was toen dat K.-N. II het beeld van Marduk uit het Esagila haalde en naar Elam stuurde, iets dat als culminatie van zijn slechte daden tegenover Babylon hem de bijnaam 'kwaaddoener' (epiš limnuti) verschafte.

Na aldus te hebben huisgehouden - deze zaken zijn ons gedeeltelijk overgeleverd door Nebukadnezar I, die in III R 38,2 vertelt het beeld van Marduk weer teruggehaald te hebben - volgt K.-N. II zijn gestorven vader in Susa als koning op. In Elam maakte K.-N. II zich verdienstelijk door een cultureel programma, waarvan de herbouw van de tempel van Insusinak een belangrijk onderdeel vormde. Deze heeft hij echter niet afgemaakt. Toen hij na omstreeks 1150 vC stierf had hij de weg vrijgemaakt voor zijn opvolger, zijn jongere broer Silhak-Insusinak, om Elam tot een welvarend rijk te maken; spoedig bgeon zich echter Babylonië onder leiding van Isins 'Tweede Dynastie' van de elamitische druk te bevrijden.
De naam van K.-N. II's vrouw is ons overgeleverd als Nahhunte-Utu.

(3) Kutir-Nahhunte III. Uit assyrische bronnen is nog een derde elamitische koning bekend, die Kudur-Nahyndu wordt genoemd. K.-N. III was de opvolger in Elam van zijn jongere broer Hallusu-Insusinak, die aan een samenzwering ten slachtoffer viel, en werd op zijn beurt opgevolgd door Humban-Nimena II. K.-N. III was een tijdgenoot van Sanherib, die vertelt (Or. Inst. Prisma, ed. Luckenbill 1924, col. V 1-13) dat hij sterft op het moment dat Sanherib door de winterse omstandigheden afziet van voortzetting van zijn campagne tegen Elam. De babylonische Kroniek noemt dezelfde K. (CT XXXIV 48, col. III, 9) maar zegt dat hij tijdens een opstand vermoord is, en dat hij tien maanden geregeerd heeft. Volgens Labat (1967) stierf K.-N. III in juni 692 vC. Het enige dat wij van zijn daden weten is dat hij zich bij Sanheribs nadering (die op strafexpeditie was n.a.v. de gedurfde inval in Babylonië van de voorganger van K.-N. III) terugtrok op Haidala of Hidalu (het huidige Behbehan) in de bergen. Het was daar dat hij stierf zonder dat Sanherib hem had kunnen bereiken.


Lit. F. W. König, Die elamischen Königsinschriften (AfO Beiheft 16, 1965). J. Brinkman, A Political History of PostKassite Babylonia (AnOr 43, 86vv). V. Scheil, KutirNahhunte (Revue d'Assyriologie 29, 1932, 67vv, met voorzichtigheid te gebruiken). H. Tadmor (JNES 17, 1958, 137v). D. D. Luckenbill, The Annals of Sennacherib (OIP 2, 1924). R. Labat, Die altorientalischen Reiche 3 (Fischer Weltgesch., 4, cp 1). G. C. Cameron, History of Early Iran (Chicago 1936, met voorzichtigheid te gebruiken). [Meijer]


Lijst van Koningen Lijst van Namen