Deportatio en ex(s)ilium waren bij de Romeinen de
algemene termen voor 'verbanning' en 'ballingschap'.
Voor Rome moet de oorsprong van de verbanning
als straf gezocht worden in de 2e eeuw vC. Toen
kreeg een burger die wegens een halsmisdaad veroordeeld
was, de gelegenheid om zich door vlucht
naar het buitenland aan de uitvoering van het vonnis
te onttrekken. Gewoonlijk werden degenen die
van deze kans profiteerden bovendien officieel door
interdictio aqua et igni uit de burgergemeenschap
gestoten, zodat terugkeer praktisch onmogelijk was.
Als wettelijke straf is de verbanning door
Sulla
in het romeinse recht opgenomen; met de d. ging
verlies van burgerrecht
(capitis deminutio) gepaard
en gewoonlijk ook confiscatie van het vermogen
van de veroordeelde. Als de balling een bepaald
oord als verplichte verblijfplaats kreeg aangewezen,
sprak men van relegatio (bv. Ovidius in
Tomi). De in beginsel als levenslang bedoelde straf
kon in de keizertijd door gratieverlening beëindigd
worden.