Tuba

De tuba bestond uit een langgerekte, bronzen of ijzeren buis van ongeveer 120-140 cm., met een conische boring over de gehele lengte. Aan het uiteinde liep de buis iets wijder uit. Het instrument bestond uit twee of drie delen en had een mondstuk van been of hoorn, dat apart werd opgezet. Met de tuba konden zes tonen worden gespeeld. Waarschijnlijk is het instrument van oorsprong Etruskisch. Ook vertoont de tuba overeenkomsten met de Griekse salpinx, waarvan de buis opvallend nauw is en ook korter dan die van de tuba. Antieke auteurs noemen de klank van de tuba 'verschrikkelijk', 'afschrikwekkend' en 'dreigend', maar ook 'scherp' en anderzijds 'treurig'. In vergelijking met de bucina moet het geluid van de tuba voller en warmer geklonken hebben.

In het openbare leven klonk het geluid van de tuba bij offerplechtigheden, parades, optochten, triomfen, spelen en begrafenisplechtigheden. In het leger werd er op geblazen om allerlei tactische bewegingen aan te geven: als de soldaten gealarmeerd moesten worden, als het kamp werd opgebroken, als de aanval begon of de terugtocht werd ingezet of als de troepen zich moesten verzamelen.

Een historisch voorbeeld van het alarmeren van de soldaten door de tuba is de zeeslag bij Myonnesos in 190 voor Christus, waar de bemanning van de schepen aan land was gegaan. Toen de vijandige vloot plotseling naderde, moesten de soldaten door signalen van de tuba worden teruggeroepen (Liv. 37 ,29,3). Uit de Gallische oorlog is bekend dat Julius Caesar, toen hij zich in een benarde positie bevond, snel met de tuba de aanval liet blazen (Caes. Gall. 2,20, 1). En ook zijn tegenstander Vercingetorix bediende zich van dit instrument bij de uitval uit het belegerde Alesia (Caes. Gall. 7,81,3).

Behalve in de strijd werd de tuba ook gebruikt om ritme te brengen in de dagelijkse bezigheden. Er werd geblazen om de soldaten te wekken, voor pauzes en diensten en voor het wisselen van de wacht. Verder werd de tuba bespeeld bij militaire exercities, zodat tactische bewegingen geoefend konden worden. De tubablazers (tubicines) behoorden tot de onderofficieren van het legioen, maar zij deden ook dienst bij de hulptroepen en de ruiterij. In het legioen had iedere manipel (twee centuriae van elk ca. 80 man) een tubaspeler ter beschikking.


Register