Gallienus 253 - 268


munt

Gallienus, romeins keizer van 253 tot 268. Publius Licinius Egnatius G. werd ca. 218 geboren als zoon van Valerianus, die in 253 door de Donaulegioenen tot keizer werd uitgeroepen en in hetzelfde jaar G. tot Caesar en mederegent verhief.

G. bestreed met succes de Germanen aan de Rijn en stuitte een inval van Alamannen bij Milaan. Na de gevangenneming van zijn vader door de tot in Klein-Azië opdringende Perzen (259?) rustte de volle regeringslast op G. alleen. Zijn bewind werd gekenmerkt door het optreden van usurpatoren, de z.g. Dertig Tirannen, van wie de meesten konden worden neergeslagen; in Pannonië verhieven zich Ingenuus en Regalianus, in het Oosten Macrianus, Callistus en Aemilianus. Een grote onafhankelijkheid matigden zich Odaenathus, die Ctesiphon veroverde en door G. als dux Orientis werd erkend, en diens weduwe Zenobia aan, die de door G. uitgezonden generaal Heraclianus versloeg.

In het Westen bracht de opstand van Postumus (258-268), die een gallo-germaans rijk wilde stichten, grote beroering. Hij nam in Keulen Gallienus' zoon en Caesar Valerianus II gevangen en doodde hem; een jongere zoon, Saloninus, volgde hem als Caesar op.

De rijksgrenzen konden tegen de veelvuldige barbaarse invasies niet langer afdoende verdedigd worden. Slechts de persoon van G. handhaafde nog de eenheid van het rijk. Als echt soldatenkeizer had hij niet veel respect voor de senaat, die hij de militaire en provinciale commando's ontnam, welke hij aan de equites gaf. Tot zijn militaire hervormingen behoorde de schepping van een groot en onafhankelijle ruitercorps met als basis Milaan. Doordat Illyriërs hierin een grote rol speelden, konden sommigen van hen tot hoge posten opklimmen (Diocletianus).

In 267 werden de invallen in Azië en Illyricum hervat, waarbij de barbaren tot in Griekenland doordrongen. Na de Goten bij Naissus te hebben verslagen werd G. naar Italië teruggeroepen door een revolte van zijn generaal Aureolus, die werd belegerd in Milaan. Hierbij viel G. als slachtoffer van een samenzwering van zijn eigen staf.

G. was philhelleen, aanhanger van de neo-platonicus Plotinus en ingewijd in de mysteriën van Eleusis. Aan de christenen gaf hij de vrije uitoefening van de eredienst, kerken en begraafplaatsen terug.

Van G. zijn talrijke borstbeelden, koppen en afbeeldingen op munten bewaard gebleven.



Lit. Wickert (PRE 13, 350-369). B. M. Felletti Maj (EAA 3, 764-766). - L. Homo, L'empereur Gallien et la crise de l'empire romain au IIIe siècle (Revue Historique 113, 1913, 1-22, 225-267). G. Bovini, Gallieno, la sua iconografia e i reflessi in essa delle vicende storiche e culturali del tempo (Rome 1941). G. Pugliese Caratelli, La crisi dell' impero nell' età di Gallieno (Parola del Passato 2, 1947, 47-73). E. Manni, Note di epigrafia Gallieniana (Epigraphica 9, 1947, 113-156). Id., L'impero di Gallieno (Rome 1949). G. Pugliese Caratelli, L'età di Valeriano e di Gallieno. Appunti di storia romana (Pisa 1951). L. de Blois, The Policy of the Emperor G. (Leiden 1976). [A. J. Janssen]



Keizers Rome Lijst van Namen