Manilius, naam van een romeinse gens, waarvan sinds de 2e eeuw vC leden op de voorgrond traden. Vermelding verdienen:
(1) Manius Manilius,
in 155 of 154 vC praetor in Hispania
ulterior, waar hij door de Lusitaniërs verslagen
werd, in 149 consul. Als zodanig begon hij samen
met zijn collega Lucius Marcius Censorinus de derde
punische oorlog en sloeg het beleg voor
Carthago;
zijn strategische capaciteiten schoten echter tekort.
M. was wel een bekwaam rechtsgeleerde en gold als
een van de grondleggers van het romeinse recht.
Cicero laat hem in zijn dialoog De republica als een
van de gesprekspartners optreden.
Lit. F. Münzer (PRE 14, 1135-1139). [Nuchelmans]
(2) Marcus Manilius, dichter, over wiens persoon en leven niets bekend is dan dat zijn werk Astronomica werd geschreven in de bijzonder literatuurarme overgangstijd van Augustus (blijkens 2, 508v nog keizer) naar Tiberius (blijkens 4, 763vv reeds keizer). Het werk is vergelijkbaar met Lucretius' leerdicht, met dien verstande dat diens inspiratie epicureïsch, die van M. stoïsch is. Het onderwerp, een van de meest populaire in de latijnse literatuur (vgl. Cicero's Aratea, Germanicus' Phaenomena en Avienus' Aratea Phaenomena), heeft minder met de astronomische dan met de astrologische kant van het onderwerp te maken; Manilius' wetenschappelijke vakkennis, grotendeels gebaseerd op Aratus en Posidonius, is trouwens vrij gebrekkig. Aangezien een behandeling van de planeten en hun invloeden ontbreekt, neemt men wel aan dat het werk onvoltooid was. Behandeld worden in boek I de schepping, de hemelcirkels, de sterrebeelden, de melkweg en de kometen, in boek II de tekens van de dierenriem en hun invloed, in boek III de twaalf sortes en de horoscoop, in boek IV technische aspecten (decani) van de zodiak, in boek V de opgang der andere sterrebeelden en hun invloeden.
Literair heeft het werk verdiensten, vooral in de
prologen en digressies; in de versificatie vertoont het
invloed van Ovidius. Het heeft in de oudheid maar
weinig sporen nagelaten en ook het aantal middeleeuwse
handschriften is vrij gering. In later tijd is
de belangstelling vooral wetenschappelijk geweest:
de moeilijkheden van de materie en de overlevering
hebben enkele der grootste filologen, zoals Scaliger,
Bentley en Housman, uitgedaagd.
Lit. Uitgaven: A. E. Housman, Manilii Astronomicon libri 15
(London 1903-1930, ²Cambridge 1937; met uitvoerige commentaar).
Editio minor: Id., Manilii Astronomica (Cambridge
1932). J. van Wageningen, Manilii Astronomica (Leipzig
1915). Uitgave met engelse vertaling: G.P. Goold, M., Astronomica
(Loeb Class.Libr., London 1977).
Commentaar: Id., Commentarius in M. Manilii Astronomica
(Verhandelingen Koninklijke Acad. Wetenschappen
1920, Amsterdam 1921). Nederlandse vertaling: Id., Manilius'
Astronomica in het Nederlandsch vertaald (Leiden 1914).
- J. van Wageningen (PRE 14, 1115-1133). [Leeman]