Hazael (hebr. hăzāh'ēl: God heeft gezien), hoveling
van Benhadad II van Damascus, die hij vermoordde
en wiens opvolger hij werd, omstreeks 844. Hij voerde
een krachtige anti-israelitische politiek. Beide
feiten komen tot uitdrukking in de verhalen over
Elia en Elisa (1Kg 19,15-17; 2 Kg 8,7-15). In de strijd
met Israel versloeg hij Joram, bij Ramot-Gilead
(2Kg 8,28v; 9,14v),
Jehu (10,32v),
aan wie hij zijn
overjordaanse bezittingen ontnam, en Joachaz (13,
3.22; 2Kr 22,5v). Op een veldtocht tegen Gath zag
hij slechts tegen betaling van een grote schatting af
van zijn voornemen, Jeruzalem aan te vallen. Eerst
na de dood van H. kon Israel zich van de arameese
opperheerschappij bevrijden (2Kg 13,25-27). H. wist
zelfs tweemaal het hoofd te bieden aan de assyrische
koningen Salmanassar III (AOT 343v; ANET 278v,
waar H. driemaal genoemd wordt) en volgens R. de
Vaux (RB 43, 1934, 512-518)
Adadnirari III (AOT
344v; ANET281v, waar een mari', heer, als titel
van een niet met name genoemde koning, voorkomt,
die door anderen als de titel van Benhadad III beschouwd
wordt).
Lit. R. de Vaux, La chronologie de Hazaël et de Benhadad m,
rois de Damas RB 43, 1934, 512-518).
[v. d. Born]