Hippolytus (Ἱππόλυτος) van Rome (vóór 170-235), wiens levensloop zeer omstreden is, wordt door Eusebius en Hieronymus bisschop genoemd, zonder dat ze evenwel zijn bisschopszetel kennen. In een opschrift van paus Damasus wordt hij met het schisma van Novatianus in verband gebracht. Volgens een hypothese, die veel aanhang heeft gevonden, was H., die misschien uit het Oosten afkomstig is, leerling van Irenaeus (aldus Photius) en werd hij onder Victor (ca. 189-198) presbyter te Rome, waar Origenes in 212 een homilie van hem hoorde. Hij bestreed o.a. Sabellius, maar dacht zelf subordinatiaans in zijn Logostheologie.
Toen Callixtus in 217 bisschop van Rome werd, beschuldigde de rigoureuze H. hem van sabellianisme en te grote clementie tegenover de zondaars. H. wierp zich op als tegenbisschop en werd leider van een kleine schismatieke groepering in Rome. In 235 werden bij de vervolging door Maximinus Thrax de toenmalige bisschop van Rome, Pontianus, en H. beiden naar Sardinië verbannen. Waarschijnlijk kwam het daar tot een verzoening tussen beiden. H. werd naderhand aan de Via Tiburtina bijgezet.
In 1551 vond men te Rome een gehavend beeld van een zittend leraar of filosoof op een cathedra. Aan de zijkanten vindt men een paastabel en titels van geschriften ingebeiteld, die van H. moeten zijn. Doordat in het Westen sedert de 3e eeuw de christelijke literatuur zich van het latijn bediende, verdween zijn werk hier vrijwel geheel, in het Oosten bleven zij het anoniem - verschillende geschriften bewaard, ten dele ook in vertaling (o.a. latijn, syrisch, koptisch, arabisch, ethiopisch). H. is meer een geleerde dan een zelfstandig theologisch denker.
Zijn geschrift Ἀποστολικὴ παράδοσις (Apostolische Overlevering), geschreven ca. 215, is na de Didache de belangrijkste en vroegste van de oude kerkordes, met regels voor wijding en functies van de feestelijkheid, toediening van de doop en viering van de eucharistie. In 1916 toonde Connolly aan dat in de latijnse tekst van de zogenaamde egyptische kerkorde het werk van H. vrijwel geheel bewaard was. Het geschrift bevat belangrijke gegevens voor de geschiedenis van de romeinse liturgie. In het 8e boek van de Constitutiones apostolorum wordt de kerkorde van H. als bron gebruikt. Ook berusten de zogenaamde Canones Hippolyti (waarschijnlijk ca. 350 ontstaan; slechts in arabische tekst bewaard) op de kerkorde van H. Noch in de oudheid noch op H.' standbeeld wordt als werk van H. vermeld de Weerlegging van alle ketterijen (Κατὰ πασῶν αἰρέσεων ἔλεγχος, Refutatio omnium haeresium, vroeger ook Philosophoumena genoemd). Het eerste boek is sedert 1701 bekend (onder de naam van Origenes), 2 en 3 zijn nog steeds onbekend, 410 werden in 1842 in griekse tekst ontdekt. In het eerste deel (tot 5) wil de auteur bewijzen dat de ketters hun leer uit heidense wijsheid hebben geput. In het tweede deel worden 33 gnostische systemen beschreven. Tot de bronnen van het werk, dat na 222 tot stand kwam, behoort Adversus haereses van Irenaeus.
In zijn Wereldkroniek (vanaf de schepping tot 234
nC) richt H. zich tegen chiliastische opvattingen. In
het grieks is slechts een gedeelte bewaard; er bestaan
echter wel o.a. drie van elkaar onafhankelijke latijnse
bewerkingen (de zogenaamde Excerpta latina Barbari
en de beide Libri generationis). Een commentaar
op Dn (204), de oudste commentaar op een bijbelboek
die ons rest, is in een oudslavische vertaling
en voor het grootste gedeelte ook in een griekse tekst
bewaard gebleven, een psalmenhomilie heeft men
vrijwel volledig uit catenen weten te reconstrueren,
een gedeeltelijke commentaar op het Hl is in
een georgische vertaling bekend, terwijl een geschrift
ter verdediging van Johannes' auteurschap van
Jo en Openb verloren gegaan is. Verder is een uitgebreid
fragment van Contra gentes (Πρὸς Ἕλληνας)
bij Johannes Damascenus bewaard gebleven.
Van het Syntagma (Πρὸς ἁπάσας τὰς αἰρέσεις) is het
origineel verloren gegaan, maar een reconstructie
van de inhoud schijnt mogelijk te zijn. Het is vóór
de Refutatio geschreven. Een op naam van H. uitgegeven
preek Tegen de joden is niet authentiek,
evenmin kan men aannemen dat de capita 11 en 12
van de brief aan Diognetus van H. stammen.
Lit. Uitgaven: G. N. Bonwetsch/H. Achelis/P. Wendland/A.
Bauer/R. Helm, in GCS, Hippolytus 1, 1.2; 3.42 (1897-1955).
H. Achelis, Die Canones Hippolyti (TU 6, 4; Leipzig/Berlin
1891). B. Botte, La Tradition Apostolique (SC 11; Paris 1946).
G. Bardy/M. Lefèvre, Hippolyte, Commentaire sur Daniel
(SC 14; ib. 1947). - A. d'Alès, La théologie de St.-Hippolyte²
(ib. 1929). H. Duensing, Der äthiopische Text der Kirchenordnung
des Hippolyt (Göttingen 1946). P. Nautin, Hippolyte
et Josippe (Paris 1947). M. Richard, Comput et chronographie
chez St.Hippolyte (Lille 1950). P. Nautin, Homélies
pascales 1. Une homélie inspirée du Traité sur la Pàque
d'Hippolyte (SC 27; Paris 1950). A. Hamel, Die Kirche bei
Hippolyt von Rom (Gütersloh 1951). W. Till/J. Leipoldt, Der
koptische Text der Kirchenordnung Hippolyts (TU 58; Berlin
1954). J. M. Hanssens, La liturgie d'Hippolyte (Rome 1959).
B. Botte, La tradition apostolique de St.Hippolyte. Essai de
réconstruction (Münster 1963). [Bartelink]