Masoreten is de naam die gegeven wordt aan de
geleerden die zich bezighielden met het nauwkeurig
vastleggen en overleveren van de hebreeuwse tekst
van het OT. De naam is afgeleid van 'äsar = binden,
maar later voelde men een samenhang met
mäsar = overleveren. Hun werkzaamheid gaat misschien
terug tot de tijd van Esra en eindigt met het
aanbrengen van accenten en vocalisaties in de 8e
eeuw nC. Op grond van een standaardtekst, die omstreeks
100 nC was aanvaard, werd de tekst geordend
en onderverdeeld. Omdat de goddelijk geïnspireerde
Schrift geen emendaties kon duiden, werden
schrijf- of dicteerfouten opgevangen door een
q'ree (= lees!) in de marge tegenover het k'tiib (het
geschrevene), dat toch gehandhaafd bleef. De marges
van de bladzijden werden gevuld met notities,
die bestonden uit technische termen, verkort tot de
aanduiding door een enkele letter. Men onderscheidt
de masora minor aan de rand, de masora maior
boven- en onderaan de bladzijde en de masora
finalis aan het slot van de bijbel. Door het tellen
van woorden en zinnen, het attenderen op de helft
van een bijbelboek werd vermeerdering of vermindering
van de tekst, zo veel als menselijk mogelijk
was, voorkomen. Toch bleven er wel nuances in
de overlevering van enkele scholen van schrijvers
totdat de codex van Ben Aser op gezag van Maimonides
als standaardtekst werd geaccepteerd.
Lit. W. Bacher, Die exegetische Terminologie der jüdischen
Traditionsliteratur (Leipzig 1901-1905 = Hildesheim 1965).
P. Kahle, Masoreten des Ostens (Leipzig 1913). Id., Masoreten
des Westens 1-2 (Stuttgart 1927-1930). Id., Der hebräische
Bibeltext seit Franz Delitzsch (ib. 1961). W. Bloemendaal,
De tekst van het OT (Baarn 1966) 27-37. [Beek]