Amenhotep, moderne transcriptie van imn-l.up(.w) 'Amon is genadig' in plaats van de griekse Ἀμενωθης en van de zeer gebruikelijke Amenophis, aan Manetho ontleend en die in feite Amenemope weergeeft. De naam wordt o.a. gedragen door:
(1) Amenhotep I,
zoon van de stichter van de 18e dynastie
(Ahmosis) en vader van
Thutmosis I. Hij regeerde
ca. 1557-1530, breidde vermoedelijk het tijk tot aan
de Eufraat uit en ondernam een veldtocht in Nubië.
Hij was de eerste koning die zijn graf ten westen van
Thebe,
te Dra-abu'l-Naga, liet aanleggen en die het
van de dodentempel scheidde. Hij werd samen met
zijn moeder Ahmosis Nefertari als beschermheilige
van de necropool vereerd en de 7e maand werd naar
hem Phamenoth genaamd.
Lit. Drioton/Vandier, L'Égypte (Paris 1962) 336v; 397 enz.
Helck/Otto 35v.
(2) Amenhotep II (1450-1425),
zoon van Thutmosis III en
vader van Thutmosis IV,
energieke vorst, die op zijn
lichaamskracht en sportprestaties boogde. Hij ondernam
tenminste drie veldtochten, in zijn 3e, 7e en 9e
regeringsjaar, tegen opstandige
Mitanni-vorsten in
Syrië (zie ANET 245-248a), die hij op wrede wijze
behandelde, en bracht talrijke krijgsgevangenen,
waaronder Apiru, huiswaarts. Afbeelding in ANEP
nr. 389-392. Belangrijke bouwbedrijvigheid, o.a. te
Karnak. In
1898 werd zijn graf in de Koningsvallei
bij Thebe
door V. Loret betrekkelijk gaaf teruggevonden.
Het bevatte, behalve het lijk van A., de
mummies van verschillende andere farao's, die hier
in de tijd der priester-koningen waren geborgen.
Lit. Drioton/Vandier 340; 406-409 enz.
(3) Amenhotep III (1408-1372),
zoon van Thutmosis IV en
vader van A. IV-Echnaton. Hij gaf een bewijs van
zijn non-conformisme door te huwen met Teje, de
dochter van een priester. Het egyptische rijk had een
hoogtepunt bereikt, doch A. vertrouwde al te zeer
op de diplomatieke betrekkingen die hij met Mitanni
onderhield (Amarna)
en die o.a. verstevigd werden
door zijn huwelijk met Giluhepa, dochter van
Sutarna. Intussen wonnen de Hethieten in Azië
steeds meer invloed. In plaats van tijdens zijn eerste
tien regeringsjaren oorlog te voeren, beoefende A.
de leeuwenjacht, waarvan hij de successen herdacht
door de uitgifte van buitengewoon grote skarabeeën
met uitvoerige inscripties. Een skarabee herinnert
ook aan de aanleg van een uitgestrekte lustvijver
voor Teje aan de westzijde van
Thebe, thans Birket
Habu geheten, nabij zijn paleis op de nu Malqata
genaamde plaats. Ten noordoosten lag de reusachtige
dodentempel, waarvan twee grote zittende beelden,
de z.g. Memnonkolossen,
overgebleven zijn.
A. bouwde ook het voornaamste deel van de Amontempel te Luxor en verfraaide de tempel van Karnak met een pyloon en met kolossale beelden; zie ANET 375v. Verder bouwbedrijvigheid in Nubië, o.a. te Soleb. Sommige van deze werken werden toevertrouwd aan Amenhotep, zoon van Hapu (zie onder). De bouw- en reliëfkunst bereikte in deze tijd een grote volmaaktheid. A. vereerde, naast andere goden, de zonneschijf Aton: zie ANET 367. Afbeeldingen in ANEP nr. 394-397.
Hiernaast een beeld ban Amenhotep III rechts met naast hem
de krokodillengod Sobek uit Luxor, ca. 1360 vC, 256 cm hoog.
Lit. A. Gardiner, Egypt of the Pharaohs (Oxford 1961) 205-210.
(5) Amenhotep, zoon van Hapu, uit de Deltastad Athribis
afkomstig, was koninklijk schrijver onder A. III,
voornamelijk belast met het aanwerven van rekruten.
De koning vertrouwde hem de oprichting toe
van de kolossale beelden vóór zijn dodentempel
(Memnonkolossen) en in de tempel te
Karnak. Hij
liet beelden van hem opstellen in verschillende heiligdommen
en schonk hem een dodentempel naast
zijn eigen cultusplaats. A. verwierf de faam, een
wijze te zijn, en werd tot in de grieks-romeinse tijd
als een god vereerd. Afbeelding in ANEP nr. 399.
Lit. C. Robichon/ A. Varille, Le temple du scribe royal Amenhotep
I (Cairo 1936).
[Vergote]