Akko (hebreeuws 'akko), belangrijke havenstad ten
noorden van de Karmel, die Joz 19,30 bij het grondgebied
van de israëlitische stam Aser rekent en waarvan
Ri 1,31 zegt dat zij door Aser nooit veroverd
werd. A. wordt reeds in egyptische teksten uit het
Middel-Rijk (bv. de Palestina-lijst van
Thutmosis III
nr. 47; Pap. Anastasi 21, 4), in de Amarnabrieven
(8; 232; 233) en in assyrische teksten (ANET 287 b)
vermeld. De stad werd in 312 door
Ptolemaeus I
verwoest, door Ptolemaeus II onder de naam Ptolemaïs
herbouwd. Na de ondergang van Tyrus en
Sidon nam de betekenis
van A. ten zeerste toe. In
219 door Antiochus IV Epiphanes veroverd en door
de Seleuciden als tijdelijke residentie uitverkoren
(IM 10,51-66; 11,20-27), werd A. een hellenistische,
hevig anti-joodse stad (IM 5,15). Bij de ontbinding
van het Seleucidenrijk trachtte
Alexander
Janneus tevergeefs, de stad te veroveren. In 47 vC
werd Ptolemaïs onder de naam Claudia Ptolemaïs
bij de romeinse provincie Syrië ingelijfd. Deze stad
werd ook door Paulus bezocht (Hand 21,7). In de
tijd der kruisvaarders kreeg de stad de naam St-Jean
d'Acre; thans draagt zij in Israël weer de oude naam
A. Opgravingen in 1947 en 1954-1955 (zie Phoenix
1, 1955, 8v). Op de Peutinger kaart (foto rechts: rechts onder) wordt A. Ptolemaïs genoemd.
Lit. Honigmann (RLA 1, 64). - W. Makhouly, Guide to Acre²
(Jerusalem 1946).
[Beek]