Aksum, heilige stad van de
Ethiopiërs, in het noorden
van de Tigre-provincie gelegen. A. wordt voor
het eerst vermeld in de Periplus Maris Erythraei
(1e eeuw nC) en was de hoofdstad van een aksumitisch
rijk, dat in de 6e eeuw zijn grootste bloei schijnt
gekend te hebben, maar nog vóór de 12e eeuw verviel.
Uit die tijd stammen vele monumenten, inzonderheid
obelisken. Gedeeltelijke opgravingen werden
ondernomen door een duitse expeditie onder leiding
van E. Littmann, door U. Monneret de Villard en
door een andere italiaanse zending. A. dankt zijn
heilig karakter aan de kerk van de H. Maria van
Sion, waar volgens de overlevering de joodse ark des
verbonds berust, door Menelik, de legendarische
zoon van Salomo en van de koningin van Saba, hierheen
gebracht. Hier werden vroeger de ethiopische
koningen gezalfd. Het stadshoofd, de nebran ed (moderne
uitspraak nevraïd), d.i. 'wien de handen werden
opgelegd', speelt een belangrijke politieke en
militaire rol.
Lit. Deutsche Aksum-Expedition (Berlin 1913). U. Monneret
de Villard, Aksum (Rome 1936).
[Vergote]