Chalcidice (Χαλκιδική), bergachtig schiereiland in
het noordwesten van de Aegeïsche Zee, tussen de
Golf van Therme (Saloniki) en de Golf van Strymon;
thans Chalkidiki. C. splitst
zich ongeveer halverwege in drie kleinere
schiereilanden, de landtongen Pallene, Sithonia en
Athos of Acte, die resp. eindigen in de kapen
Canastraeum, Ampelus en Nymphaeum. De oorspronkelijke
bevolking bestond uit Chalcidiërs en
Bottiaeërs, die waarschijnlijk van thracische stam
waren. Bij dezen voegden zich sinds de 8e eeuw vC
Grieken als kolonisten, vooral uit de euboeïsche
steden Chalcis en
Eretria. C. exporteerde veel
timmer- en brandhout. De voornaamste steden waren
Mende,
Scione, Singus, Acanthus, Olynthus,
Potidaea en
Stagirus.
Om zich te beveiligen tegen de macedonische
expansie sloten de Grieken van C. zich na de perzische
oorlogen bij de attisch-delische zeebond aan,
maar in 424 werden Olynthus en enkele andere
steden door de Spartaan
Brasidas van het atheense
juk bevrijd; de overige werden vrij in 404. Daarna
vormden de steden van het schiereiland een eigen
bond, die een tijd deel uitmaakte van de
tweede
attische zeebond, maar spoedig uiteenviel, waarna
C. een gemakkelijke prooi voor
Philippus II van
Macedonië werd. Deze veroverde de steden stuk
voor stuk (357-348), verjoeg de meeste bewoners en
verving ze door macedonische veteranen.
Lit. L.Bürchner (PRE 3, 2069-2074) [Nuchelmans]