Erevan (uit urartisch erebuni), hoofdstad van het vroegere
Sowjet-Armenië bij de vruchtbare middenloop van de
Araxes, die in de geschiedenis verschijnt sinds de
verovering door koning Argišti I van Urartu (ca.
786-764 vC). Deze legde met behulp van vier irrigatiekanalen
de landbouwvestiging Argištihinili aan
(nu Armavir, slechts door een proefgraving bekend),
alsmede de militaire versterking Erebuni (nu Arinberd
bij E.), waar hij huurlingen uit de gebieden
ten westen en zuiden van Urartu legerde.
Hier werden opgegraven:
1. een gebouw met zuilenportiek, dat de opgravers als tempel beschouwden. De portiek, met twee rijen van zes zuilen tussen antae, gaf toegang tot een gesloten hal, 8 m diep en 40 m breed, met wandschilderingen, voorstellend een god op een leeuw en bomen geflankeerd door genii. In een latere fase werd de portiek uitgebreid tot een gesloten vierkante hal met 36 zuilen. De opgravers schrijven deze, verbouwing toe aan de Perzen die dit gebied inlijfden als de 18e satrapie (die der Matienoi, Saspeires en Alarodioi). Blijkens de vondst van twee miletische munten van na 478 vC was de zuilenhal in ieder geval nog in de perzische tijd in gebruik; wellicht als audiëntiezaal voor de satraap.
2. het paleis, welks binnenhof (17 x 19 m) was omgeven door een houten galerij. Aan de oostkant hiervan lag de troonzaal, 17 m breed, met wandschilderingen, voorstellende ingebogen vierkanten geflankeerd door knielende stieren, leeuwen of genii. Aan de westkant van het paleishof lag de kapel, gewijd aan de god Iupsa, van buiten 10x 14 en van binnen 5 x 8 m metende, en behorend tot het voor Urartu normale torentempel-type. De dikke, zorgvuldig gehouwen stenen muren droegen een bovenbouw uit ongebakken tichels. Ook dit gebouw werd in een latere (perzische?) fase gewijzigd, waardoor de plattegrond op die van de vuurtempel te Susa kwam te lijken.
In de regering van Rusa II (ca. 685-645 vC) schijnen
beheer en verdediging van het middendal van de
Araxes te zijn overgebracht naar een nieuwe vestiging,
Teišebaini (nu Karmir-blur bij E.; foto rechts), die bij
de val van het koninkrijk Urartu na 609 vC werd
verwoest en waar helmen en schilden, door Argisti I
en diens zoon te Erebuni aan de god Haldi gewijd,
werden teruggevonden.
Met zijn meer dan 120 kamers beslaat de citadel van
Teišebaini 4 ha. Wat bewaard bleef, is in feite de
kelderverdieping, met ruimten voor de vervaardiging
en opslag van wijn, olie en graan (een wijnkelder
bevatte 80 vaten van 1000 1 ieder), hier en
daar onderbroken door een lichtkoker. Wandschilderingen
en stenen gevelbekroningen waren van de
hierboven gelegen verdieping neergevallen. De helmen,
versierd met genii, bomen, strijdwagens en
ruiters, en de schilden met leeuwen en stieren, hierboven
vermeld, zijn belangrijke documenten van
urartische kunst.
Lit. I. M. Loseva, Raskopki urartskoi kreposti goroda Irpuni
(Sovetskoe Vostokovedenie 19553, 144-150). K. L. Ohanesian,
Raskopki urartskovo goroda Erebuni (Sovetskaa Arkheologia
19603, 289-296). K. L. Ohanesian, Arin-berd I (Erevan 1961).
B. B. Piotrovskii, Karmir-blur I-III (ib. 1950-1955). K. L.
Ohanesian, Karmir-blur IV (ib. 1955).
[Van Loon]