Milete

kaartMilete (Μίλητος, latijn Miletus), beroemde ionische stad op de westkust van Klein-Azië, gelegen aan de Latmische Golf, tegenover de antieke monding van de Maeander, die sinds de oudheid de kustlijn heeft verlegd ten gevolge van aanslibbing. Daardoor is het vroegere eilandje Lade thans een heuvel in de vlakte en zijn de havens van M. dichtgeslibd.

(I) Geschiedenis. De oudste bevolking van M. zou uit verschillende etnische elementen hebben bestaan: een groep waarvan Sarpedon, een broer van Minos, de leider was, stamde uit Kreta. Minoïsche scherven (ca. 1600 vC), in de onderste lagen bij de Athene-tempel gevonden, ondersteunen deze traditie. Uit de myceense tijd (14e eeuw vC) dateert een 4 m dikke stadsmuur, die wellicht behoord heeft tot het verdedigingssysteem van het uit hethitische teksten bekende Mil-la-wanda of Milawata, een piratennest dat tot de machtssfeer van de Achijawa behoorde. De ionische kolonisten onder leiding van Nelus, de zoon van de Athener Codrus, die volgens Herodotus met carische vrouwen huwden, bezetten M. waarschijnlijk in de 11e eeuw vC. De ovale en ronde hutten die bij opgravingen in 1963 aan het licht gekomen zijn waren misschien van Cariërs. De stad maakte deel uit van de ionische dodecapolis, waarvan het Panionium op het Mycale-gebergte het centrum was.

In de vroeg-archaïsche tijd werd de Kalabak Tepe als vluchtburcht gebruikt tegen de aanvallen van de Cimmeriërs en de lydische koningen. In deze tijd bereikte M. zijn grootste bloei en stichtte tal van dochtersteden - het door Plinius maior genoemde aantal 90 is wel wat hoog - in de Propontis, de Zwarte Zee en elders, o.a. Abydus, Cyzicus, Lampsacus, Olbia en Naucratis. M. bezat na Sardes de oudste munt van Ionië waar electron-munten werden geslagen. Het milesische alfabet verdrong tenslotte zelfs het attische. Beroemde milesische figuren uit deze periode waren de natuurfilosofen Thales, Anaximander en Anaximenes en de geograaf en historicus Hecataeus.

In het begin van de 6e eeuw wist M. weerstand te bieden aan Alyattes van Lydië; na een twaalf jaar durend beleg werd met hem vrede en een bondgenootschap gesloten. Dit verdrag wilde Alyattes' opvolger Croesus vernieuwen, maar op advies van Thales wees M. dit af. Als enige van de ionische steden sloot het vervolgens een verdrag met Cyrus, waardoor het na diens overwinning binnen het perzische rijk een nogal zelfstandige positie innam.

In de ionische opstand speelde M. met zijn tirannen een belangrijke rol. Na de nederlaag bij Lade (494 vC) werd de stad dan ook totaal verwoest. Na de slag bij Mycale in 479 vC weer opgebouwd, sloot zij zich aan bij de attische zeebond, waaraan zij in 450 vC tien talenten bijdroeg. In 442 vC geraakte zij in oorlog met Samos, maar dank zij de atheense interventie werd het geschil beslist ten voordele van M. Tijdens de peloponnesische oorlog stond M. aanvankelijk (tot 413 vC) aan de zijde der Atheners, doch Alcibiades dwong het tot afval. In 412 vC nam Tissaphernes de stad in, maar een omwenteling bracht door Sparta gesteunde oligarchen aan de macht (405 vC). Enkele jaren later belegerde Cyrus M. vergeefs. Het bleef perzisch, maar kreeg ten tijde van Mausolus sedert 353 vC grotere vrijheid. Alexander de Grote nam de stad in 334 vC.

De Seleucieden waren na 301 vooral de begunstigers van M., al was het meermalen in bezit van andere diadochen, sedert de vrede van Apamea (188 vC) van de Attalieden.

Bij de inrichting van de provincie Asia raakte ook M. onder Rome; het nam deel als bondgenoot aan de oorlogen tegen Mithridates en de zeerovers. Augustus, die tweemaal locale magistraat was, kreeg er een tempel. Vooral onder de z.g. adoptiefkeizers werden in M. een groot aantal gebouwen aangelegd en bereikte het een grote economische bloei, die weer afnam door de verovering door de Goten (265). Ten tijde van Justinianus werd op de theaterheuvel een fort aangelegd. Uit deze tijd stamt de naam Παλάτια, die later verbasterde tot Balat, de huidige naam.

(II) Monumenten. De duitse opgravingen die sedert 1899 met onderbrekingen zijn verricht onder leiding van Theodor Wiegand, hebben vooral de monumentale resten van de hellenistische en romeinse stad aan het licht gebracht. Recenter archeologisch onderzoek onder Carl Weickert (1938, 1955) en Gerhard Kleiner (1959vv) heeft zich tot stratigrafische peilingen in enkele gebieden, o.a. bij de tempel van Athene, beperkt, waar minoïsche en myceense resten werden gevonden en waar continuïteit in bewoning vanaf het tweede millennium vC kon worden vastgesteld. Op grond daarvan is de opvatting thans gerechtvaardigd dat het oudste M. onder de stad van na 479 vC lag. Aan de huidige topografische situatie ligt wel de indeling ten grondslag, die na de verwoesting van 479 vC volgens het zg. schaakbordpatroon is gemaakt (Hippodamus). De basisafmetingen van een huizenblok bedragen 100 x 175 voet (29 x 51 m). Een hoofdas en twee dwarsstraten zijn 7,50 m breed, de andere straten 4,50.

De Kalabak Tepe (1), die op grond van een tekst bij Strabo als de oudste acropolis werd beschouwd, werd eerst in de archaïsche tijd in het verdedigingssysteem opgenomen.

M. is gelegen op een noord-zuid georiënteerd schiereiland, dat door zijn inhammen aan weerszijden ideale havens bood. Daardoor was de stad al vroeg een handelscentrum. Vooral de leeuwenhaven (2) en de theaterhaven (3) waren voor handelsverkeer geschikt en zo ontwikkelden zich in de nabijheid grote marktcomplexen.

noordstoaBij de leeuwenhaven, genaamd naar een aldaar gevonden monument, lag de noordmarkt (4), die bestond uit een lange hal en twee pleinen, omgeven door een colonnade annex winkel- en opslagruimte. Daarnaast lag het prytaneum (5). Tussen de noord- en zuidmarkt (7) bevonden zich een Asclepieum, een tempel voor de keizercultus en het raadhuis (6; 35 x 34 m), dat kort na 175 vC werd gebouwd. Het bestond uit een cavea met spreekgestoelte, waarvoor een plein met colonnades aan drie zijden en met een altaar in het midden. Ten zuiden van deze gebouwen lag de zuidmarkt, een plein van 177 x 150 m, omgeven door zuilengalerijen. De monumentale toegangspoort (8) tot de markt in het noordoosten is bijna intact teruggevonden en gereconstrueerd in het museum van (Oost-)Berlijn. Op deze markt werden tal van wijgeschenken aangetroffen. Het was tevens een soort staatsmarkt. De oostelijke, een stadium (186 m) lange, hal diende als opslagruimte voor goederen. Bij de 30 m hoge theaterheuvel (13) is wellicht de oudste acropolis te zoeken. Ten zuiden van de aldaar liggende theaterhaven lag de westmarkt (10). Ten zuiden daarvan liggen de resten van de Athene-tempel (11) (30 x 18 m) van na 479 vC. Een oudere ante-tempel uit de laatgeometrische tijd (ca. 700 vC) werd in 1963 daaronder gevonden. Het heiligdom van Apollo Delphinius (12), vanwaar jaarlijks de processie naar Didyma vertrok, lag ten oosten van de noordmarkt aan de leeuwenhaven en bestond uit een heilig gebied van 50 x 60 m met een altaar. Vermoedelijk gaat het hier om een cultus van kretenzische origine; de god werd er vermoedelijk als beschermer van de zeevaart vereerd. De resten van het heiligdom dateren van na 479 vC, maar er zijn zekere aanwijzingen dat de god ook in het archaïsche M. een belangrijke plaats innam.

theaterHet theater (13), dat in zijn huidige vorm uit de romeinse tijd dateert, was door zijn capaciteit van 15.000 toeschouwers het grootste van Klein-Azië. Voor de cavea, waarvan de banken nog hellenistisch zijn, lag een 40 m breed toneelgebouw, dat in zijn huidige vorm uit de latere keizertijd stamt en drie verdiepingen telt.

De oudste resten van het stadion (14), dat precies past in het stadsplan van na 479 vC, zijn eerst uit hellenistische tijd. De arena was waarschijnlijk 192,27 m lang, de breedte bedraagt 29,56 meter (100 voet). De toeschouwers zaten op de twintig rijen aan weerszijden. Het was nog in gebruik ten tijde van Justinianus (6e eeuw nC).

Van de grote stadsfontein, het nymphaeum (15), zijn aanzienlijke resten bewaard, waardoor reconstructie grotendeels mogelijk is. In drie hoger gelegen waterreservoirs, overdekt met een tongewelf, werd water, dat door aquaducten was aangevoerd, opgeslagen. Van hieruit vloeide het in bekkens. De monumentale façade, die oorspronkelijk was getooid met nissen waarin godenbeelden stonden, stamt uit de 3e eeuw nC.

Tot nu toe zijn drie thermengebouwen met gymnasium geïdentificeerd en bovendien worden er nog drie in inscripties genoemd. Het gymnasium van Eumenes is nog niet opgegraven. Tegen het hellenistische gymnasium werden de palaestra en het thermengebouw van Capito (19) aangebouwd. De thermen van Faustina (20), die geen rekening houden met het grondplan van de stad, zijn het best bewaard gebleven.

Van de woonkwartieren zijn bij talrijke sondages vele resten aangetroffen. Toch is het huistype van M. uit de klassieke tijd vrijwel onbekend. Van woningen uit de geometrische en archaïsche tijd zijn de plattegronden verloren gegaan. Bij de zuidelijke dwarsmuur zijn onder een romeins huis uit de 2e eeuw nC oudere resten ontdekt. (Je kunt op het kaartje klikken voor een grotere kaart)

De stadsmuren (16) liggen grotendeels onder het niveau van het grondwater en zijn daarom slecht bestudeerd. Bij de Athene-tempel liggen resten van de myceense omwalling, terwijl de archaïsche muur in zijn beloop nog op de Kalabak-heuvel te volgen is. De 500 m lange muur die het schiereiland in het zuiden afsloot stamt met zijn negen torens uit de hellenistische tijd. De archaïsche zuidelijke stadsmuur lag iets meer naar het noorden. De heilige poort (17), waar de heilige weg (18) naar Didyma begon, bestond reeds in de klassieke tijd, maar werd herbouwd in de hellenistische periode en kreeg haar definitieve vorm ten tijde van keizer Trajanus.


Lit. F. Hiller von Gaertringen/M. Mayer (PRE 15, 1586-1655). G. Colonna (EAA 5, 9-33). - Th. Wiegand e.a., Milet, Ergebnisse der Ausgrabungen und Untersuchungen seit dem Jahre 1899 (Berlin 1906vv): 1,1 P. Wilski, Karte der Milesischen Halbinsel (Berlin 1906). 1.2 H. Knackfuss. Das Rathaus von Milet (1908 = 1967). 1,3 G. Kawerau/A. Rehm, Das Delphinion (1914 = 1967). 1,4 A. von Gerkan, Das Poseidonaltar bei Kap Monodendri (1915). 1,5 J. Hülsen, Das Nymphaum (1920). 1,6 A. von Gerkan, Der Nordmarkt und der Hafen an der Löwenbucht (1923). 1,7 H. Knackfuss, Der Südmarkt und die benachbarten Bauanlagen (1924). 1,8 A. von Gerkan, Kalabaktepe, Athenatempel und Umgebung (1925). 1,9 A. von Gerkan, Thermen und Palastren (1928). 2,1 Id., Das Stadion (1921). 2,2 Th. Wiegand, Die Milesische Landschaft (1929). 2,3 A. von Gerkan, Die Stadtmauern (1935). 2,4 W. Bendt, Topographische Karte von Milet (1968). 3,1 Th. Wiegand, Der Latmos (1913). 3,2 F. Rrischen, Die Befestigungen von Herakleia am Latmos (1922). 3,4 K. Wulzinger/P. Witte/F. Sarre, Das islamische Milet (1935). 3,5 A. Philippson, Das sudliche Jonien (1936). - G. Kleiner, Alt-Milet (Wiesbaden 1966). Id., Die Ruinen von Milet (Berlin 1968; uitgebreide literatuuropgave). Id., Das römische Milet (Wiesbaden 1970). F. Krauss, Das Theater von Milet 1 (Berlin 1973). [J. A. de Waele]


Kaart