Rhenus (Ῥῆνος), de keltische en latijnse naam van de Rijn.
Deze rivier werd de Grieken en Romeinen pas wat
beter bekend in de 1e eeuw vC. Ten tijde van Caesars
veldtocht in Gallië werd zij de grens van het
romeinse rijk met het gebied der Germanen. Zij
bleef dat ook in latere tijd, althans vanaf de Vinxtbach
(bij Brohl) stroomafwaarts; van ca. 90 tot ca.
260 nC behoorde ten zuiden van de Vinxtbach een
brede strook ten oosten van de rivier tot het romeinse
rijk, de z.g. agri decumates.
Gedurende de gehele oudheid was de ca. 1000 km lange midden- en benedenloop, met zijn vele belangrijke zijrivieren - o.a. Nicer (Neckar), Moenus (Main) en Mosella (Moezel) - een drukke verkeersader, zowel voor troepentransporten als voor handelsdoeleinden. Drusus maior stationeerde in Colonia (Keulen) een speciale oorlogsvloot, de classis tiermanica, voor operaties op de rivier. Langs de oevers liepen grote wegen en lagen tientallen fomeinse nederzettingen, o.a. Augusta Rauricorum, Argentorate, Mogontiacum, Bingium, Confluentes, Bonna, Colonia Agrippinensis, Novaesium, Vetera, Noviomagus, Lugdunum.
In het gecompliceerde gebied van de Rijnmondingen,
waarover de antieke auteurs tegenstrijdige
bérichten geven, liet
Drusus
de moeilijk te identificeren
Fossa Drusiana aanleggen, terwijl
Corbulo
in het midden van de 1e eeuw nC de
Fossa Corbulonis
liet graven, een 35 km lang kanaal tussen
de Oude Rijn en de Maas in Zuid-Holland.
[Nuchelmans]