Sarmaten (Σαυρομάται,
jonger Σαρμάται), met de
Scythen verwant nomadenvolk
dat - volgens Herodotus 4,117 - in de 5e eeuw vC het gebied tussen
de Zee van Azov en de Caucasus bewoonde. In de
2e eeuw vC trokken de S. westwaarts en bereikten
de noordkust van de Zwarte Zee.
De twee voornaamste
stammen waren de Roxolani en de Iazyges;
eerstgenoemden vestigden zich eerst tussen de
Dnjepr en de Don, later aan de benedenloop van de
Donau, laatstgenoemden aanvankelijk tussen de
Dnjepr en de Donau, in de eerste helft van de 1e
eeuw nC in de hongaarse laagvlakte ten oosten van
de romeinse provincie Pannonia. Beiden bezorgden
de naburige provincies Pannonia, Dacia en Moesia
van het romeinse rijk eeuwenlang grote zorgen door
hun plundertochten. De Iazyges namen aan de zijde
van de Marcomannen
deel aan de grote Marcomannen-oorlog van 161 tot 180; de Roxolani sloten
zich in de 3e eeuw nC aan bij de Goten die
plunderend door Oost-Europa trokken. Keizer
Constantijn
verschafte aan 300.000 sarmatische slaven,
die tegen hun meesters in opstand waren gekomen,
woonplaatsen binnen het rijk. Tijdens de grote
volksverhuizing vielen de S. steeds verder uiteen;
tenslotte werden ze deels door germaanse stammen
en de Hunnen
geabsorbeerd, deels naar het oosten
teruggedreven.
Lit. K. Kretschmer (PRE 1A, 2542-2550; 2A, 1-12). -J. Harmatta, Studies on the History of the Sarmatians (Boedapest 1950). K. Smirnov, Savromaty (Moskou 1964; russisch). J. Harmatta, Studies in the History and Language of the Sarmatians (Szeged 1970). [Nuchelmans]