Tilmun, Telmun of Dilmun, sumerische en akkadische
naam van de zuidwestkust van de Perzische
Golf en de daarvoor liggende eilanden, o.a. Bahrain
en Failaka. Een (mythologisch?) T. sprak als zeer
vruchtbaar land en als plaats waar de zon opkwam
sterk tot de verbeelding van de Sumeriërs. Het historische
T. speelde vanaf het midden van het 3e millennium
vC een belangrijke rol als overslagland voor
de handel in parels en koraal uit de Perzische Golf
zelf, in koper uit Oman en in hout, ivoor, kornalijn
en antimoon uit de Indus-vallei. Een deense expeditie
heeft in dit gebied van 1953 tot 1966 een reeks
opgravingen verricht, waardoor de T .-cultuur thans
vrij duidelijk omschreven kan worden.
Langs de kustlijn zijn resten van dorpen uit riet en klei aangetroffen, die al tussen 4000 en 3500 vC in contact stonden met Zuid-Mesopotamië en zich waarschijnlijk toelegden op visdrogerij enlof parelvisserij. Onder 'Stad I' van Qal'at Bahrain werd dik strokleurig aardewerk gevonden, dat blijkens een zegelafrolling van ca. 2800 vC moet dateren. 'Stad I' (ca. 2500 vC) was groter dan haar opvolger en leverde reeds de spekstenen stempelzegels die kenmerkend zijn voor de T.-cultuur, naast aardewerk met kabelmotieven in reliëf.
Na verwoesting door brand volgde 'Stad II' (ca.
2300-1750) met een 3 m dikke, 4 m hoge stenen
ommuring. Binnen de noordpoort vond men een
pleintje met waterput en drinktrog en aan weerszijden
huizen met veel zegels en gewichten, waar
koopwaar gewogen en verzegeld zal zijn geweest.
Het rode geribbelde aardewerk van deze fase vond
men ook in de vele grafheuvels met stenen grafkamers
en in de imposante stenen tempel te Barbar op
Bahrain, die om een zoetwaterput lijkt te zijn gegroeid.
Omstreeks 2500 vC kreeg deze tempel de uit
Mesopotamië bekende ovale plattegrond; de laatste
uitbreiding (tot 60 x 100 m) was ook weer rijk aan
zegels, van een type dat in Mesopotamië o.m. op
een tablet van 1923 vC is afgedrukt. 500 van zulke
zegels werden aangetroffen in huizen om een kleine
tempel op de heuvels Sa'd-wa-S'aid op het eilandje
Failaka (het griekse Ikaros) in de Golf van Koeweit.
Deze nederzetting leverde ook een aantal chlorieten
schalen met dieren en mannen in reliëf op; zeven
opschriften vermelden Inzak, de god van T., en één
het land T.
'Stad III' te Qal'at Bahrain bestond uit zware, driebeukige
stenen gebouwen, gescheiden door 10 m
brede straten. Zij hadden gediend voor opslag van
dadels, die bij de verwoesting door brand verkoolden
en een C14-datum van 1180 ca. 110 opleverden.
Het aardewerk was van het kassitische type.
'Stad IV' bevatte twee fraai afgewerkte stenen 'paleizen'
naast elkaar met uitgebreide sanitaire voorzieningen
en een kapel. Op de binnenplaats waren
slangen met parels of turkooizen bijgezet tussen
twee schalen van het 7e-eeuwse assyrisch type. 'Stad
V' leverde attisch aardewerk en vertegenwoordigt
ongetwijfeld het hellenistische Tylos.
Lit. Opgravingsverslagen van P. V. Glob e.a. in Kuml, Arbog for
Jysk Arkaeologisk Selskab 1954, 92-169; 1955, 178-193; 1956, 164202;
1957, 114-178; 1958, 138-200; 1959, 233-239; 1964, 86-155; 1970,
345-398. - P. V. Glob Al Bahrain Kopenhagen 1968). G. Bibby,
Looking for Dilmun (New York 1969; franse vertaling: Dilmoun,
Paris 1972; Penguin Book, Harmondsworth 1972). T. Howard Carter,
The John Hopkins University Reconnaissance Expedition to
the Arab-Iranian Gulf (BASOR 207, October 1972, 6-40). E. During
Caspers, The Bahrain Tumuli (Uitgaven van het Nederlands
Historisch-Archaelogisch Instituut te Istanbul, deel 47, Den Haag
1980). T. Howard Carter, The Tangible Evidence for the Earliest
Dilmun (JCS 33, 1981, 210-233). P. Kjaerum, Failaka 1, 1. The
Stamp and Cylinder Seals (Hoejbjerg 1983).
[van Loon]