Deze naam heeft men gegeven aan
de grote, met geometrische motieven versierde grafkruiken
uit de 8e eeuw vC die uit de begraafplaats
onder de latere Dipylon-poort
aan het licht zijn gekomen.
De meeste zijn 1 tot 1,5 m hoog en bezitten
geen bodem, zodat het plengoffer het graf gemakkelijk
kon bereiken. De mooiste exemplaren vertonen
behalve de geometrische lijnmotieven ook
abstracte voorstellingen van mensen en dieren of
begrafenistaferelen.
Lit. E. Homann-Wedeking (EAA 3, 821-824). - F. Poulsen,
Die D.gräber und die D.vasen (Leipzig 1905). [Nuchelmans]