Carneades (Καρνεάδης) van
Cyrene, griekse wijsgeer
(214-129). Hij studeerde te Athene dialectiek bij de
stoïci, maar de lectuur
van Chrysippus' geschriften
bracht hem tot de Academie, waar hij scholarch
werd. In 156 nam hij samen met zijn collega's van
de stoïcijnse en de
peripatetische school
(resp. Diogenes
van Babylon en Critolaüs) deel aan een
diplomatieke missie naar Rome, waar hij door zijn
welsprekendheid grote indruk maakte, vooral op de
jonge Romeinen.
Overeenkomstig de antidogmatische richting van de toenmalige Academie richtte C. zijn kritiek vooral tegen de stoïci. Uitgaande van de stoïcijnse bepaling van de 'cataleptische voorstelling' (Stoa) ontkende hij de mogelijkheid deze op afdoende wijze van een acataleptische te onderscheiden; hierbij ging hij dialectisch te werk en trachtte de tegenstander, vertrekkend van een door hem aanvaarde waarheid, langs een reeks tussenschakels tot de bevestiging van het tegengestelde te brengen, waardoor het uitgangspunt vals bleek te zijn. In het bijzonder wendde hij deze redenering, de z.g. sorites, tegen de stoïcijnse theologie aan; hij verwierp de voorzienigheid, de waarzegging en het fatalisme. Op ethisch gebied wees C. op de tegenspraak besloten in de stoïcijnse opvatting dat de deugd het enige goed zou zijn; in zijn redevoeringen te Rome plaatste hij natuurrecht en positief recht als onverzoenlijk tegenover elkaar.
Al is C. op theoretisch gebied agnosticus, hij aanvaardt
dat men zich in het praktische leven kan
laten leiden door het geloofwaardige (πιθανόν), dat
in verschillende graden aanwezig kan zijn. Het
hoogste geluk ligt volgens hem in het bezit van de
goederen die het meest met de natuur stroken,
maar waarvan de deugd niet uitgesloten is.
Behalve enkele troostschriften heeft C. niets geschreven.
Een antiek borstbeeld van C. bevindt zich
in het Museo Nazionale te Ravenna.
Lit. H. von Arnim (PRE 10, 1964-1985). - C. de Vogel,
Greek Philosophy 33 (Leiden 1964) 200-218. - C. Vick,
Karneades' Kritik der Theologie bei Cicero und Sextus
Empiricus (Hermes 37, 1902, 228-248). J. Croissant, La
morale de Carnéade (Rev. Intern. de Philosophie 1, 1939,
545-570). P. Couissin, Les sorites de Carnéade contre 1e
polythéisme (REG 54, 1941, 43-57). A. Rava, Carneade
filosofo del diritto (Am. del Seminario giuridico 5, 1950-1951,
37-63). M. Mindan Manero, El fundamento de la
conducta en el escepticismo griego (Riv. de Filosofia 15,
1956, 227-242). [Verbeke]