Op een altaar wordt een vuur ontstoken. Het vuur verwarmt de lucht
boven het altaar, die daarop
uitzet en een bol met water onder druk
zet. Uit de bol loopt dan water over naar een vat dat als gewicht
dient. Door het toenemende
gewicht van dat vat worden twee spillen
langzaam aangedraaid, waardoor beide deuren langzaam opengaan.