Apollo zag Thanatus naderen en verliet snel de koningsburcht om als god
van het leven niet ontwijd te worden. Maar de vrome Alcestis baadde zich
in stromend water, tooide zich in een feestgewaad met mooie sieraden en
bad voor het huisaltaar tot de godin van de onderwereld. Daarna begaf zij zich,
omringd door haar dienaressen naar het vertrek waar zii de afgezant uit het
schimmenrijk wilde ontvangen. Hier nam zij plechtig afscheid van haar gezin.
Tot Admetus sprak zij: "Sta mij toe te zeggen wat mijn hart begeert. Omdat
jouw leven meer waarde voor mij heeft dan het mijne, sterf ik voor je. Ik wilde
niet blijven en van jou beroofd de kinderen voor mij zien. Je vader en moeder
hebben je in de steek gelaten; roemrijker zou hun sterven geweest zijn. Maar nu de
goden het zo hebben bestemd, verzoek ik je mijn liefde indachtig te zijn en de kinderen,
die je niet minder bemint dan ik, geen stiefmoeder te geven." Wenend
zwoer de koning haar dat zij, in leven de zijne, ook in de dood zijn vrouw
zou blijven.
Toen vertrouwde Alcestis hem de bedroefde kinderen toe, viel ter aarde en
het leven verliet haar.
Gedurende de voorbereidingen tot de begrafenis geschiedde het dat de ronddolende
Heracles voor de poort van de koningsburcht in Pherae kwam. Terwijl
hij met de dienaren stond te praten, kwam toevallig Admetus voorbii. Hij noodde
de zoon van Zeus met grote vriendelijkheid in zijn paleis en toen deze, bemerkend
dat de koning rouwkleding droeg, hem naar de reden vroeg, gaf Admetus een
ontwijkend antwoord. Hii wilde zijn gast niet droevig stemmen of doen vertrekken.
Zo kreeg Heracles de indruk dat een ver familielid van Admetus gestorven was.
Hij bleef vrolijk, liet zich door een slaaf naar zijn vertrek voeren en vroeg om
wijn. Toen het treurige uiterlijk van de slaaf hem opviel, berispte hij: "Waarom
zo ernstig en plechtig te kijken! Weet je dan niet dat de dood het lot der mensen
is? Leg een krans om de slapen zoals ik en drink met mij! Een volle beker zal
weldra alle rimpels uit je voorhoofd verdrijven!"
Maar de slaaf wendde zich met betraande ogen af en toen rustte Heracles niet
voor hij de waarheid wist. "Is dat mogelijk?" riep hij uit: "De koning heeft zijn
jonge vrouw verloren en heeft mij gastvrij opgenomen? Zeg mij, waar is het
graf van de vorstin!"
"Wanneer gij de rechte weg inslaat die naar Larissa voert," antwoordde de slaaf,
"dan ziet gij het grafteken dat voor haar opgericht is." En wenend verliet de
slaaf het vertrek.
Alleen gebieven verspilde Heracles geen tijd met weeklagen, maar nam snel
een besluit. "Redden moet ik de dode," sprak hij tot zichzelf, "haar weer het
huis van haar gemaal binnenvoeren; alleen op die wijze kan ik zijn goedheid
jegens mii vergelden. Ik ga naar het grafteken; daar wacht ik op Thanatus, de
heerser over de doden. Als hij verschijnt om het offerbloed te drinken dat
hem bij het grafteken van de dode wordt geboden, dan spring ik tevoorschijn,
grijp hem snel, knel hem tussen mijn handen en geen macht op aarde die hem
mij ontrukken kan, voordat hij mij zijn buit afstaat!"
Intussen was Admetus in zijn verlaten paleis teruggekeerd en treurde met zijn
kinderen in mateloze droefheid om zijn gestorven vrouw. De troostwoorden
van zijn trouwe dienaren konden zijn smart niet lenigen. Plotseling trad zijn
gast Heracles binnen met een gesluierde vrouw aan zijn zijde. "Gij hebt niet goed
gehandeld, o koning," sprak hij, "om mij de dood van uw vrouw te verzwijgen!
Zo heb ik onwetend een zonde bedreven door in het huis van een dode een
vrolijk drankoffer te brengen. Verneem thans waarom ik weergekeerd ben!
Deze jonkvrouw heb ik bij een tweegevecht als zegeprijs gewonnen. Nu ga ik
heen, om ten strijde te trekken tegen de koning der Bistonen. Intussen laat ik haar
bij u achter om haar te behoeden."
Admetus schrok, toen hij Heracles aldus hoorde spreken. "Niet omdat ik een
vriend miskend heb, verzweeg ik de dood van mijn vrouw," sprak hij, "maar om
te verhinderen dat gij bij anderen uw intrek zou moeten nemen. Maar ik verzoek
u deze vrouw bij andere bewoners van Pherae te huisvesten, niet bij mij. Hebt
gjj geen vrienden in deze stad! Hoe zou ik, die reeds zoveel heb geleden, zonder
tranen een vreemde vrouw. in mijn huis kunnen zien?"
Heracles onderdrukte zijn ware gevoelens en antwoordde gedrukt: "Ach, had
Zeus mij maar de macht geschonken om uw vrouw uit het schimmenrijk naar
het licht te brengen!"
"Ik weet dat gij het dan zou doen," sprak de koning. "Maar wanneer is ooit een
dode uit het schimmenrijk weergekeerd!"
Toen drong de gast aan: "Omdat dit niet kan geschieden, moet ge de tijd uw
wonden laten helen! Neem deze edele jonkvrouw die ik u breng in uw huis op."
"Neen," hield Admetus vol, "ik zou mijn woord breken dat ik de geliefde dode
gegeven heb."
"Kijk toch naar de vrouw en maak een einde aan uw smart," zei de held
verheugd. Hij trok de sluier van het gelaat der vrouw weg en gaf de koning zijn
gemalin terug.