DE LAATSTE WERKEN VAN HERACLES

Het tiende werk.


Ook nadat de held de gordel van koningin Hippolyte aan de voeten van Eurystheus gelegd had, gunde zijn neef hem geen rust, maar stuurde hem terstond er op uit om de runderen van Geryones te roven. Deze reus bezat op het eiland Erythea in het verre westen een kudde prachtige roodbruine runderen die door een reus en een hond met twee koppen bewaakt werden. Geryones zelf was geweldig groot, had drie lichamen, drie hoofden, zes armen en zes benen. Heracles begreep wel hoeveel voorbereidingen deze bijzonder moeilijke opdracht vereiste. Het was bekend dat de rijke vader van de reus, Chrysaor wiens naam 'Goudzwaard' betekent, koning was van geheel Iberië, dat verder behalve Geryones nog drie zonen voor hem streden en dat ieder van hen een groot leger van dappere strijders onder zijn bevel had. Juist daarom had Eurystheus die taak aan Heracles opgedragen; hij hoopte dat de gehate neef bij een veldtocht tegen de reuzen van Iberië het leven zou laten.

Ook deze gevaren ging Heracles onverschrokken tegemoet. Op het eiland Creta dat hij van wilde dieren had bevrijd, rustte hij drie legers uit en ging eerst scheep naar Libye. Hier worstelde hij met de reus Antaeus die bij iedere aanraking met zijn moeder, de aarde, nieuwe kracht kreeg. Maar Heracles hief hem van de grond op en worgde hem terwijl hij hem in de lucht deed zweven. Ook zuiverde hij Libye van vele roofdieren.

Tenvijl zijn strijders langs de kust voeren, zwierf Heracles door de waterloze woestijn tot aan de Atlantische Oceaan, waar hij als gedenkteken de zuilen van Heracles oprichtte.
De zonnestralen kwelden hem hevig; de held verdroeg het niet meer en tenvijl hij naar de hemel opkeek, dreigde hij met opgeheven boog de zonnegod omlaag te schieten. De onsterfelijke bewonderde zijn moed en leende hem de gouden schaalvormige boot waannee hij 's nachts naar het oosten placht te varen. Aldus voer Heracles naar zijn vloot terug en daarna zeilden zij naar Iberië. Hier vond hij de drie zonen van Chrysaor en grote legers hadden zij, maar hij overwon hen in twee gevechten en veroverde het land.
Daarna bereikte hii het eiland Erythea waar de runderen van Geryones weidden. Hera zelf verscheen om de reus bij te staan. Heracles schoot een pijl op haar af zodat de godin, in de borst gewond, de vlucht moest nemen. Het drievoudige lichaam van de reus was echter niet tegen de dodelijke pijlen bestand en zijn aanvaller velde hem neer. Heracles dreef de buitgemaakte runderen voor zich uit en begon de terugtocht die hem door Italië, Illyris en Thracië voerde. Op een dag rustte hij uit in de nabijheid van de Aventijnse berg en viel in slaap. Zo werd hij ontdekt door Cacus, een vuurspuwende reus die een hol in de berg bewoonde. Met begerige ogen keek de reus naar de mooie roodbruine runderen en hij besloot er enige te stelen. Maar wanneer Heracles ontwaakte, mocht hij vooral niet het spoor van de weggevoerde dieren zien. Daarom greep Cacus de runderen bij hun staarten en sleepte hen zo naar zijn hol. Toch ontdekte Heracles waar ze verborgen waren; er volgde een hevig gevecht en Heracles doodde de roofiuchtige Cacus. Voor hij met de kudde de terugtocht aanvaardde, brandde hij het hol van de reus geheel uit.

Het elfde werk


appelsHet volgende bevel van koning Eurystheus luidde, dat Heracles drie gouden appelen uit de tuin der Hesperiden moest halen. Toen bij het huwelijk van Zeus met Hera alle hemelingen het hoge paar geschenken hadden gegeven, wilde ook Gaea, de Aarde, niet achterblijven; zij liet aan de westkust van de wereldzee een wonderboom vol gouden appelen groeien. Vier jonkvrouwen, de Hesperiden heetten zij, dochters van de nacht, verzorgden de heilige tuin die bewaakt werd door een honderdkoppige draak. Nimmer sloot de slaap zijn ogen, een ijzingwekkend gesis verkondigde zijn aanwezigheid en zijn honderd kelen lieten stuk voor stuk een ander geluid horen.
De halfgod begaf zich op weg en een lange en avontuurlijke weg zou het worden. In den beginne liet hij zich door het toeval leiden, want niemand wist, waar die tuin te vinden was. Hij doolde door Ilyris, stak de Eridanusstroom over en kwam ten slotte bij de Moerae aan, dochters van Zeus en Themis, die op de oever in een hut woonden. De held vroeg haar hoe hij de Hesperiden kon vinden. "Ga naar de oude stroomgod Nereus," was het antwoord. "Hij kan voorspellen en weet alles. Overval hem terwijl hij slaapt en bind hem vast, dan is hij gedwongen je de weg te wijzen." Heracles volgde die raad op en overmeesterde de stroomgod hoewel deze, zoals zijn gewoonte was, allerlei verschillende gedaanten aannam. Hij liet hem echter niet los totdat de god hem geopenbaard had dat de tuin die hij zocht zich in het uiterste westen bevond.
Op weg daarheen beleefde Heracles veel gevaarlijke avonturen, kwam ook in het Kaukasusgebergte waar hij de adelaar van Prometheus doodde en diens ketenen verbrak. Eindelijk bereikte de held het land waar Atlas de hemel torste en in de nabijheid bevond zich de tuin met de gouden appelen. Prometheus had Heracles de raad gegeven niet zelf de vruchten te roven, maar dit door Atlas te laten doen. Daarom ging hij naar de reus toe en bood aan diens last over te nemen terwijl de ander de appelen plukte. Atlas stemde hierin toe en Heracles zette zijn machtige schouders onder het blauwe hemelgewelf.
De reus bracht de draak die de boom bewaakte, in slaap en doodde hem. Daarna paste hij een list toe op de Hesperiden en kwam met drie gouden appelen bij Heracles terug.
Maar hij wilde de zware hemellast niet weer opnemen. "Mijn schouders hebben ontdekt hoe aangenaam het is als het uitspansel er niet meer op drukt," sprak hij. Hij wierp de appelen voor de held op de grond en draaide zich om. Heracles moest vlug een list bedenken om zich van de last te ontdoen. "Help mij even een kussen tegen mijn hoofd te leggen," riep hij de reus na. Atlas vond dit een redelijk verzoek en nam de hemel voor enkele ogenblikken weer op zijn schouders, maar de bedrieger werd bedrogen; de held pakte de appelen en maakte zich uit de voeten.

Koning Eurystheus gaf hem de appelen ten geschenke, omdat hij zijn doel - de ander uit de weg te ruimen - toch niet bereikt had. De zoon van Zeus legde de gouden vruchten op het altaar van Athene die hem bij zijn werken zo dikwijls geholpen had.

Het twaalfde werk


De tot dusverre verrichte werken hadden Heracles roem gebracht inplaats van zijn ondergang te veroorzaken. Overal werd hij als de verdelger der onmenselijkheid op aarde geprezen, als de waarlijke weldoener van de stervelingen. Het laatste werk zou echter verricht moeten worden op een plaats waar, zo hoopte Eurystheus, zijn wonderbaarlijke kracht hem niet zou baten. Hij moest de helhond Cerberus uit de Hades, de onderwereld halen. Het ondier had drie koppen met afgrijselijke tanden waaruit giftig speeksel droop, slangen inplaats van haren en een staart met een drakekop.

Om zich op de vreeswekkende tocht voor te bereiden ging Heracles naar de stad Eleusis in het gebied van Attica, waar enige wijze priesters hem in de mysteriën van de onderwereld inwijdden.
Met nieuwe geheime krachten gewapend, begaf Heracles zich naar de stad Taenarus op de zuidelijkste punt van de Peloponnesus, in de nabijheid waarvan zich een toegang tot het dodenrijk bevond. Hermes, de begeleider van de zielen, voerde hem mee in een diepe afgrond. Schimmen die voor de poort van de Hades treurig rondwaarden, namen de vlucht toen zij een mens van vlees en bloed zagen. Alleen Medusa en de geest van Meleager, een der Argonauten, hielden stand. Heracles hief reeds zijn zwaard naar Medusa op, maar Hennes legde hem uit dat de zielen der gestorvenen ijle schimmen zijn en niet door een zwaard gewond kunnen worden.
Daar ontwaarde Heracles ook zijn vrienden Theseus en Pirithous. Deze laatste had, begeleid door Theseus, in de onderwereld Persephone willen schaken; beiden waren door de grimmige Pluto aan de steen geketend waarop zij vermoeid waren neergezegen.
Toen de beide gevangenen de halfgod zagen, strekten zij smekend de handen naar hem uit, hopend dat zij door zijn kracht weer in de bovenwereld zouden komen. De held greep Theseus bij de hand en ontrukte hem aan zijn boeien, maar hij slaagde er niet in ook Pirithous te bevrijden. De aarde begon onder zijn voeten te beven en dit beschouwde hij als een teken van de wil der goden. Daarna slachtte Heracles een der runderen van Pluto om de bleke schimmen het bloed te laten drinken, zodat zij weer even de kracht der levenden zouden voelen, de herder wilde dit verhinderen en daagde de vreemdeling tot een worstelstrijd. uit. De held sloeg evenwel zijn armen om hem heen, brak zijn ribben en liet hem pas los op verzoek van Persephone, de koningin van de onderwereld. Aan de poort van het dodenrijk stond koning Pluto zelf en weigerde Heracles de toegang. Maar de held schoot een pijl af die in Pluto's schouder drong en hem als een sterveling deed lijden. Toen de vreemdeling nu bescheiden verzocht de hellehond mee te mogen nemen, verzette de koning zich niet meer. Hij eiste echter dat Heracles geen gebruik zou maken van de wapenen die hij bij zich had.


Zwartfigurige hydria uit Caere (530 vC Louvre): Heracles brengt Cerberus naar Eurystheus die in een vat wegkruipt

Zo ging de held op weg om Cerberus te zoeken, alleen bedekt met zijn leeuwehuid en borstharnas. Hij vond de helhond bij de monding van de Acheron. Zonder te letten op zijn geblaf dat klonk als dof gedonder door bergwanden weerkaatst, perste hij de drie koppen van het monster tussen zijn knieën, kneep zijn armen om zijn nek en liet hem niet los, hoewel de drakekop aan de staart van Cerberus naar hem beet. Maar Heracles hield vol totdat hij de helhond in zijn macht had en hem naar de bovenwereld kon slepen. Toen het monster het daglicht gewaar werd, begon het van schrik vergiftig speeksel te braken. Heracles bracht hem geboeid naar Tiryns en legde hem aan de voeten van Eurystheus.

Nu was het twaalfde werk verricht en de koning gaf de hoop op dat hij de gehate zoon van Zeus ooit in de dood zou kunnen drijven. Hij berustte in het lot en bevrijdde hem van zijn dienstbaarheid. Heracles bracht de helhond terug naar zijn eigenaars in de onderwereld.



[Greek Myth]