Tudhalijas

Tudhalijas, naam van een nog niet gelocaliseerde berg in Centraal-Anatolië en van een viertal (?) hethitische koningen uit het tijdvak van het Nieuwe Rijk.

(I) De sinds het midden van de jaren '60 gevoerde discussie rond de herdatering van een aantal belangrijke hethitische historische teksten uit de tweede helft van de 13e eeuw naar de beginperiode van het Nieuwe Rijk, die nog niet tot een consensus geleid heeft, bemoeilijkt de presentatie van de hethitische geschiedenis van beide periodes. Er heerst eenstemmigheid over het schrappen van een oud-hethitische koning T., die vroeger met Tidal (tid' al) van Genesis 14,1 gelijkgesteld werd. Voor het begin van het Nieuwe Rijk wordt het probleem nog verder gecompliceerd door het feit dat geen eenstemmigheid bestaat over het aantal en de volgorde van de koningen vóór Suppiluliumas I. Vroeger schreef men aan Suppiluliumas I een regeringsperiode van ca. 13701345 vC toe. Thans wordt gesteld dat hij van ca. 1350-1325 vC geregeerd zou hebben. Deze 'kortere' chronologie vloeit voort uit nieuwere opvattingen met betrekking tot de chronologie van het 13eeeuwse Egypte (troonsbestijging van Ramses II niet in 1304 of in 1290 maar in 1279 vC) en het 14e-eeuwse Babylon (troonsbestijging van Burnaburias II in 1349 vC ca. 5 jaar), verbonden met een nieuwe absolute datering van een voor het tiende jaar van Mursilis II geattesteerde zonsverduistering in 1312 in plaats van in 1335 vC. In de meest recente reconstructie, van Gurney en Kosak, die door elk van beiden zelfstandig ontwikkeld is, wordt gerekend met een vijftal koningen in het tijdvak vóór Suppiluliumas I, die in deze volgorde worden geplaatst: T. I, Hattusilis II (gehuwd met Walannis), T.II (gehuwd met Nikalmati), Arnuwandas I (samen met zijn zuster Asmunikal) en tenslotte T. III (gehuwd met Taduhepa, die ook nog tijdens het begin van de regering van Suppiluliumas I koningin geweest is). Naast dit voorstel zou ook een sequentie T. I (gehuwd met Nikalmati), Arnuwandas I met Asmunikal, T. II, Hattusilis II en ten slotte T. III zeer goed mogelijk zijn. Deze laatste sequentie verdient mijns inziens de voorkeur. Sinds de publicatie van de zegelafdruk Mas;at 76/15 staat opnieuw vast, hetgeen sinds 1968 ten onrechte betwijfeld werd, dat Suppiluliumas I de zoon en opvolger van een koning T. (III) geweest is. De onzekerheid blijft dus beperkt tot de vraag of men een T. gevolgd door Hattusilis II, vóór de koning T. die met Nikalmati gehuwd was, dan wel nà Arnuwandas en vóór T. III, de vader van Suppiluliumas I, moet plaatsen.


Lit. E.F. Wente/Ch.C. van Sicklen, A Chronology of the New Kingdom (in Studies in Honor of G. R. Hughes, Chicago 1976, 217263). J. Boese/G. Wilhelm, Assur-Dan I, Ninurta-Apil-Ekur um die mittelassyrische Chronologie (Wiener Zeitschrift für die Kunde des Morgenlandes 71, 1979, 19-38). K. Veenhof, Chronologie van het Nabije Oosten (Phoenix 27, 1, 1981, 15-34, in het bijzonder 32-34).



(II) (1) Tudhalijas I, ca. 1450 vC, grondvester van het Nieuwe Rijk en eerste koning van een nieuwe dynastie die blijkens de hurritische geboortenaam van een enkele koning en blijkens de hurritische geboorteen regeringsnamen van practisch alle koninginnen van dit tijdvak misschien uit Kizzuwatna afkomstig geweest is. T. I overwon Mitanni en Aleppo, dat zich aanvankelijk met een verdrag aan de Hethieten gebonden had, maar nadien naar het hurritische Mitanni was over elopen. In de proloog van het jongere verdrag met Aleppo, waarin de overwinning vermeld wordt, wordt vervolgens opgemerkt dat ten tijde van een latere koning Hattusilis II, die in de reconstructie van Gurney en Kosak onmiddellijk op T. I volgt, maar wellicht in een latere fase van de beginpenode van het Nieuwe Rijk geheerst heeft (Hattusilis II), de macht van Aleppo met instemming van eerst de koning van Mitanni en daarna van deze hethitische koning Hattusilis II door de nabuurstaten Nuhasse en Astata werd ingeperkt.


(2) Tudhalijas II/I. Vergaande veroveringen in het westen van Anatolië en in een volgende campagne in het noordwesten van Anatolië (Wilusas/Wilusijas), strijd tegen de Gasga-nomaden in het noorden van Anatolië (Kaska in een derde campagne en een veldtocht naar Isuwa (het gebied rond de huidige stad Elazig in Oost-Turkije, begrensd door de Murat in het noorden en de Eufraat in het westen en het zuiden) in een vijfde regeringsjaar om een door de hurritische koning gesteunde opstand te onderdrukken worden thans door velen in plaats van aan T. IV aan een T. uit de beginperiode van het Nieuwe Rijk toegeschreven. Er kan geen twijfel aan bestaan dat dit de T. geweest moet zijn, die door Arnuwandas I opgevolgd werd. Een toeschrijving aan de stichter van de dynastie in plaats van aan T. II (Gurney en Kosak) biedt het voordeel dat een historisch consistent beeld ontstaat ten opzichte van de moeilijkheden met de Gasga-nomaden ten tijde van Arnuwandas I enerzijds (Kaska) en van diens door het Ismirika-verdrag geattesteerde zeggingschap over Kizzuwatna en eerder door Mitanni beheerst gebied anderzijds. Reeds tijdens de alleenheerschappij van Arnuwandas I, die aanvankelijk samen met zijn vader geregeerd heeft, zette een verval van de hethitische macht in, in het bijzonder in het westen (Madduwattas), het noorden en het noordoosten van Anatolië. In de hier bepleite reconstructie zou deze teruggang, misschien niet in één continue, maar in een onderbroken ontwikkeling de regeringen van T. II en Hattusilis II omvat moeten hebben om vervolgens in de tijd van T. III zijn dieptepunt te bereiken.

(3) Tudhalijas III/II. Er bestaat eenstemmigheid over het feit dat deze koning de prins T. moet zijn, die in teksten van Arnuwandas I als de vermoedelijke of de aangewezen troonopvolger aangeduid wordt. Blijkens een rituaal is ook inderdaad een prins T. zijn vader op de troon opgevolgd. Aan deze koning T. (in de reconstructie van Gurney en Kosak T. III, in de alternatieve opstelling T. II) kan met name binnen de hier bepleite reconstructie een historisch fragment worden toegeschreven, waarin over de groeiende macht van Arzawa gesproken wordt (CTH 142, 1). Een prosopografisch detail uit de tekst, die de 'Daden van Suppiluliumas (I)' beschrijft en in de tijd van Mursilis II geschreven werd, en enkele prosopografische gegevens uit twee instructies (CTH 251 en 271) maken het aannemelijk dat T. III, de vader en voorganger van Suppiluliumas I, een broer op de troon is opgevolgd. Deze broer zou dan in de alternatieve reconstructie Hattusilis II kunnen zijn, over wie in de proloog van het Aleppo-verdrag wordt gesproken (zie boven onder T. I). De boven aangeduide periode van achteruitgang heeft dus wellicht ruim twee generaties omvat, ook al waren er vier hethitische koningen bij betrokken. Naar de communis opinio tenslotte vond in de tijd van T. III de 'concentrische aanval' plaats, waarbij het centrum van het land van alle kanten belaagd werd en de hoofdstad door de Gasga-nomaden ingenomen en grotendeels verwoest werd. Vermoedelijk heeft het meer oostelijk gelegen Samuha tijdelijk als residentie van T. III gefungeerd gedurende de jaren dat de prins Suppiluliumas I zijn vader als veldheer assisteerde.


Lit. O.R. Gurney, Anatolia c. 1600-1320 B.C. (CAH³ 2, 1, 1973, 659-682; onderkent beide hier besproken alternatieven reeds als 'A' en 'B'). Id., The Anointing of T. (in Studia Mediterranea P. Meriggi Dedicata, Pavia 1979, 213-223; voorkeur voor alternatief 'B' . S. Kosak, The Rulers of the Early Hittite Empire (Tel Aviv 7, 1980, 163-168; voorkeur voor alternatief 'B' en bibliografie over zes andere oplossingen, die gedurende de laatste decennia en vooral na 1968 voorgesteld zijn). W. Helck, Die Vorgänger König Suppiluliumas I (in Festschrift E. Edel, Bamberg 1979, 238-246; met een behandeling van de proloog van het Aleppo-verdrag en een voorstel voor een andere oplossing). N. Na'aman, The Historical Introduction of the Aleppo Treaty Reconsidered (JCS 32, 1980, 34-42).


(4) Tudhalijas IV, zoon en troonopvolger van Hattusilis III, die in de tweede helft van de 13e eeuw vC geregeerd heeft. T. IV, die al tijdens de regering van zijn vader een belangrijke militaire functie vervuld had, regeerde aanvankelijk samen met koningin Puduhepa, de vrouw van Hattusilis III, en was een tijdgenoot van de assyrische koningen Salmanassar III en Tukulti-Ninurta I en van de egyptische farao's Ramses II en Merneptah. Sinds de vroeger aan T. IV toegeschreven annalen aan een eerdere T. uit een vroege fase van het Nieuwe Rijk toegeschreven worden (zie boven T. II/I), heeft men een ander beeld van het tijdvak van zijn regering verkregen. Deze lijkt zich met meer door militaire veroveringen in het westen en noordwesten van Anatolië en strijd in Isuwa te kenmerken, zodat er meer nadruk valt op zijn diplomatieke activiteiten: verdragen met Sausgamuwas van Amurru en Ulmi-Tessub van Tarhuntassa, correspondentie met Salmanassar I en Tukulti-Ninurta I, bestuurlijke decreten met betrekking tot Ugarit. Tijdens zijn regering werd Alasija (= Cyprus) verslagen en aan een schatting onderworpen. Blijkens een in Ugarit gevonden tekst, het verdrag met Sausgamuwas van Amurru en enkele orakelteksten is Assyrië een militaire tegenstander geweest. Toch lijkt het of hij zich vooral met diplomatieke middelen tegen de groeiende assyrische macht te weer heeft gesteld. Ook een aantal hiërogliefische monumenten worden aan het tijdvak van zijn regering toegeschreven, terwijl hij in en bij de hoofdstad indrukwekkende bouwactiviteiten ontplooid heeft. In het zuidwesten van Anatolië trachtte T. IV blijkens de Milawata-brief, die met grote waarschijnlijkheid aan hem toegeschreven kan worden, de macht van Millawanda (= Milete?) in te perken, terwijl hij Sausgamuwas een embargo van schepen van Ahhija(wa), die handel met de Assyriërs wilden drijven, trachtte op te leggen. Amurru mocht evenmin zelf handelscontacten met de Assyriërs onderhouden. In dit tijdvak voerde Ini-Tessub, een telg uit het koningsgeslacht dat door Suppiluliumas I in Karkemis op de troon gebracht was, het directe bestuur over het syrische gebied van het rijk; bij belangrijke beslissingen was T.IV zelf betrokken. Over de rol van T. IV bij de bouw van het rotsheiligdom Yazilikaya, die in elk geval aanzienlijk geweest moet zijn, bestaat geen volledige duidelijkheid. Zowel in de hoofdkamer A (nr. 64) als in kamer B (nr. 81) staat T. IV afgebeeld. Mogelijkerwijs werd kamer B na zijn dood door Suppiluliumas II tot een dodenkapel te zijner ere omgebouwd. Door T. IV werd een cultische reformatie doorgevoerd, in het kader waarvan waarschijnlijk ook een herziening van de kalender der religmlze feesten plaats gevonden heeft. Aan de cultus in het gehele land werd door T. IV bijzonder veel zorg besteed.


Lit. H. Otten, Neue Quellen zum Ausklang des hethitischen Reiches (MDOG 94, 1963, 1-23). C. Kühne/H. Otten, Der Sausgarnuwa-Vertrag, Studien zu den Bogazköy-Texten 16 (Wiesbaden 1971). H. Otten, Zum Ende des Hethiterreiches auf grund der Bogazköy-Texte (Jahresbericht für Vorgeschichte der Universität Frankfurt a.M. 1976, 22-35). H.-G. Güterbock, The Hittite Conquest of Cyprus Reconsidered (JNES 26, 1967, 73-81). [Houwink ten Cate]


Lijst van Koningen Lijst van Namen