Ningal

Ningal (bijvorm: Nikkal), 'grote gebiedster', was de echtgenote van de maangod Nanna/Sin, en werd vereerd in diens grote cultuscentra Ur en Harran, maar ook daarbuiten in Mari en Kisig, en door de Hurrieten (als Nikkal) in Qatna en Ugarit. Bij de Hurrieten geldt ze als de gemalin van Kussuh, in Ugarit als die van de maangod Yarih. Dit laatste huwelijk wordt bezongen in de compositie 'Yarih en Nikkal', waarin N. de dubbel-naam krijgt Nikkal-ib, en geldt als dochter van Hrhb, de 'koning van de zomer'. Haar eigen karakter binnen het mesopatamische pantheon is niet duidelijk; ze is een der vrij kleurloze 'gemalin-godinnen'. Ze geldt als moeder van Utu/Šamaš en Inanna/Ištar. Indrukwekkend is haar klaagzang over haar stad en heiligdom in de 'Klacht om de verwoesting van Ur'. In deze stad troonde zij in het Egipar, een groot tempelcomplex ten zuiden van het ziqqurrat-domein, waarin ook de hogepriesteressen van de maangod resideerden. Vanaf de kassitische tijd stond er ook op het ziqqurrat-terras een tempel voor haar. Teksten uit de periode rond 2000 vC maken veelvuldig melding van offers in haar tempel, van een druk goederenverkeer van de magazijnen van haar heiligdom, en van door handelaars aan haar tempel als votiefgaven of heffing afgedragen siervoorwerpen.


Lit. E. Dhorme, Les religions de Babylonie et d'Assyrie (Paris 1949) 58-60, 85v. H. H. Figulla, Offerings in the Ningaltemple at Ur (Iraq 15, 1953, 88-122, 171-192). H. Gese/M. Höfner/K. Rudolph, Die Religionen Altsyriens, Altarabiens und der Mandäer (Stuttgart 1970) 82-84. [Veenhof]


Lijst van Goden