Ambrosius van Milaan (340 [of 333]? -397).
(1) Leven. A. werd geboren te Trier, waar zijn vader, uit een aanzienlijk romeins geslacht, praefectus praetorio was. Zijn opleiding ontving hij te Rome, waarheen zijn moeder na de dood van zijn vader was vertrokken. In 370 werd A. consularis van Liguria en Aemilia. Bij een poging om na de dood van bisschop Auxentius twisten tussen katholieken en arianen bij te leggen werd hij, ofschoon pas katechumeen, tot bisschop uitgeroepen (374). Als bisschop leidde hij een ascetisch leven. A. bestudeerde onder leiding van Simplicianus, zijn latere opvolger, theologische literatuur, speciaal de griekse. Als predikant had hij groot succes. Krachtig verdedigde hij de orthodoxie en de rechten van de kerk en stimuleerde hij het monachisme. A. genoot groot gezag bij de keizers Gratianus, Valentinianus II en Theodosius.
Op zijn aanraden bleef de verwijdering van het Victoriabeeld uit het senaatsgebouw gehandhaafd. De meeste van zijn talrijke geschriften zijn uit de pastorale praktijk voortgekomen. Hij was meer kerkvorst dan geleerde. In zijn bijbelse en dogmatische geschriften is hij overwegend van griekse kerkelijke schrijvers afhankelijk (Origenes en Basilius). Ook grijpt hij herhaaldelijk op Philo terug, en men heeft verder op invloed van Plotinus gewezen (Taormina, Hadot, Solignac). Zijn taal is dikwijls poëtisch en van retorische allure, met veel klassieke reminiscenties.
(II) Werken. A. heeft een samenvattende schildering van de christelijke ethiek gegeven in De officiis ministrorum (na 386), gericht tot de clerici van Milaan. Het is gebaseerd op Cicero's stoïcijns getinte De officiis. Tot de ascetische werken behoren De virginitate, De institutione virginitatis, De virginibus (drie boeken), De viduis. Van de dogmatische geschriften is De sacramentis libri VI het belangrijkste (de echtheid wordt tegenwoordig nauwelijks meer bestreden). Volgens Morin zijn het stenografisch opgenomen en dan bewerkte preken. Ze spreken over doop, vormsel, eucharistie en het Onze Vader. In De paenitentia (twee boeken) bestreed A. de novatianen: alleen de ware kerk heeft het recht zonden te vergeven. De fide ad Gratianum (381), in vijf boeken, verdedigde de godheid van de Zoon tegen de arianen. De spiritu sancto is de eerste latijnse monografie over de H. Geest.
In zijn exegetische geschriften sloot A. zich bij de allegoriserende richting aan (Philo, Origenes). Onder invloed van Basilius kwam dit in het Hexaëmeron minder sterk naar voren. Evenals Origenes onderscheidde A. een drievoudige zin van de H. Schrift (de letterlijke, de morele en de allegorisch-mystieke). De zes boeken Hexaëmeron (na 388) waren op het gelijknamige werk van Basilius geïnspireerd. Andere exegetische werken zijn: De Cain et Abel, De Isaac et anima, De Iacob et vita beata, De Ioseph, De Tobia, Enarrationes in XII psalmos (waarbij psalm 119 uitvoerig becommentarieerd is). Het enige commentaar op het NT is de uitgebreide commentaar op Lc in tien boeken. Van zijn redes zijn bekend: twee treurredes op de dood van zijn broer Satyrus (378), lijkredes voor Valentinianus II (392) en Theodosius I (395). De 91 brieven, meest zakelijk van inhoud, bezitten een belangrijke historische waarde. A. is de schepper van het liturgische hymnengezang in het westen. Minstens twaalf van de aan A. toegeschreven hymnen (in jambische vierregelige strofen) worden als echt erkend. Ze zijn fris en eenvoudig, van een persoonlijke lyriek en onmiddellijk begrijpelijk. In Milaan bestond deze hymnenzang reeds in 386 (zie Augustinus, Confessiones 9,7). Het Te Deum is zeker niet van hem (Nicetas van Remesiana).
(III) Invloed. A. heeft o.a. invloed uitgeoefend op
Augustinus,
Claudius Marius Victor, Faustus van
Riez en Cassiodorus. Voor de geschiedenis van de
westerse vroomheid is zijn bevordering van de
Mariaverering, de martelaren- en relikwieënverering
van belang. De directe invloed van A. in later tijd
is nog slechts weinig onderzocht (zie RAC 1, 372;
Bardenhewer 1, 43) Wel is duidelijk dat A. in het
algemeen in belangrijke mate heeft bijgedragen tot
de vorming van een middeleeuwse christelijke cultuur.
Een aantal verspreide gegevens voor de invloed
in de middeleeuwen (bv. voor de leer van
de translatio imperii) vindt men bij E. R. Curtius,
Europäische Literatur und lateinisches Mittelalter 3
(Bern-München 1961). Sedert de 8e eeuw werden
Ambrosius, Hiëronymus, Augustinus en Gregorius
Magnus herhaaldelijk als de grootste kerkleraren
van het Westen samen genoemd. Zie Bardenhewer,
1, 47-49.
Lit. Edities: MPL 14-17. De obitu Satyri, ed. B. Albers (FlorP
15; 1921). De virginibus, ed. O. Faller (ib. 31; 1935). L'Esamerone,
ed. E. Pasteris (Turijn 1937). Degli doveri degli
Ecclesiastici, ed. A. Cavasin (Turijn 1938). De consolatione
Valentiniani, ed. Th. A. Kelly (Washington 1941). Sedert 1902
in de collectie CSEL (door C. Schenk, M. Petschenig e.a.).
Lexica en studies: W. Wilbrand (RAC 1, 365-373). - Bardenhewer
3² (Freiburg 1923) 498-547. E. K. Rand, Founders of
the Middle Ages (Cambridge Mass. 1928) 69-101. H. vom
Campenhausen, Ambrosius von Mailand als Kirchenpolitiker
(Berlin 1929). J. R. Palanque, Ambroise et l'empire romain
(RScR 13, 1933, 409-416). F. Homes Duddes, S. Ambrose,
His life and times 1-2 (Oxford 1935). J. Wytzes, Der Streit
um den Altar der Viktoria (Amsterdam 1936). Sant' Ambrogio
nel XVI Centenaio della Nascita (Milaan 1940). H. Connolly,
The De sacramentis, a work of St. Ambrose (1942). H.
Rahner, Abendländische Kirchenfreiheit (Einsiedeln 1943) 91-111;
134-165. - A. S. Walpole, Early latin hymns (Cambridge
1922), 16-114, G. Ghedini, L'innologia ambrosiana (Milaan
1940). W. Bulst, Hymni latini antiquissimi (Heidelberg 1956).
[Bartelink]