Curtius Rufus

Over de persoon van Quintus C. Rufus, onder wiens naam een Historia Alexandri Magni is overgeleverd, is ons niets bekend. Hij wordt in de oudheid niet geciteerd of genoemd, hetgeen er reeds op wijst dat zijn werk behoort tot de categorie der tweederangsliteratuur, die haar handschriftelijk voortbestaan aan toevalligheden te danken heeft; hiertoe behoort in dit geval stellig de grote belangstelling voor Alexander de Grote in de middeleeuwen.

Over de datering van het werk lopen de meningen niet minder dan vier eeuwen uiteen, van de tijd van Augustus tot die van Theodosius. In een beroemde passage (10, 9, 1-6) spreekt de schrijver over contemporaine gebeurtenissen: de redding van Rome na een duistere nacht van verwarring door de zon van een nieuwe princeps, die licht bracht in de caligans mundus. Men heeft vanwege het woord caligans aan Caligula gedacht en aan het daaropvolgende veelbelovende optreden van Claudius; maar ook andere troonopvolgingen zouden in aanmerking kunnen komen. Om stilistische redenen blijft echter een ontstaan in de 1e eeuw nC, en wel omstreeks de zestiger jaren, het waarschijnlijkst: de stijl van C. heeft enerzijds duidelijke classicistische tendenties, vooral in de navolging van het idioom van Livius, maar vertoont anderzijds vele sporen van retorisering (bv. in de talloze redevoeringen) en van het modernisme van de eerste helft van de eeuw.

tekst

Van de tien boeken van de Historia zijn de eerste twee, die de jeugd van Alexander beschreven moeten hebben, verloren gegaan; voorts zijn er lacunes op de grens van boek 5 naar 6 en in het tiende boek. Als historische bron voor het leven van Alexander blijft C. verre ten achter bij de Grieken Arrianus en Plutarchus. Van geografie en etnografie heeft hij slechts vage noties, in militair inzicht schiet hij ten enen male tekort. Soortgelijke verwijten zijn echter, zij het in mindere mate, tegen Tacitus gericht, en evenals Tacitus compenseert C. deze gebreken door een suggestieve en psychologisch soms diepgaande schildering van de menselijke aspecten van het gebeuren. Het werk vertoont vele trekken die aan een historische roman doen denken, vooral ook in het sterk anekdotische karakter van het relaas. Hiertoe leenden de figuur van Alexander en de oosterse achtergronden zich ook wel bij uitstek; reeds in de hellenistische tijd hadden griekse historici als Clitarchus deze mogelijkheden uitgebuit. In de keizertijd had de figuur van Alexander bovendien een nieuwe actualiteit, omdat hij als sjabloon kon dienen bij de beoordeling van de romeinse keizers en een inzicht kon geven in de psychologie van de machthebber. Van de 70 handschriften, die alle teruggaan op een archetypus uit de 9e eeuw, is de codex Parisinus latinus 5716 het belangrijkste.


Lit. Uitgaven: een moderne kritische uitgave ontbreekt; de beste beschikbare editie is nog altijd die van E. Hedicke, Historia Alexandri Magni (Leipzig 1908). Met commentaar: T. Vogel/A. Weinhold, C. Rufus 14-23 (Leipzig 1903-1906). J.E. Atkinson, A Commentary on Q.R.'Historiae Alexandri Magni, books 3 and 4 (London 1980). Met franse vertaling: H. Bardon, Quinte Curce, Histoire d'Alexandre 1-2 (Paris 1947-48). Met duitse vertaling: K. Müller/H. Schönfeld, Curtius, Geschichte Alexanders des Grossen (München 1954; met instructieve appendix over tekst, handschriften, edities, stijl, waardering en literatuur). Met engelse vertaling: J. C. Rolfe, Curtius, History of Alexander 1-2 (Loeb Class. Libr., London 1946). - E. Schwartz (PRE 4, 1871-1891; zeer afbrekend). W. Tarn, Alexander the Great, 2. Sources and Studies (Cambridge 1948) 80-115 (objectieve appreciatie). - H. Lindgren, Studia Curtia-na (Uppsala 1935). M. González-iiaba, Zur Syntax der Unterordnung bei C. (Diss. München 1959). D. Korzeniewski, Die Zeit des Q.C. Rufus (Diss. Köln 1959). [Leeman]



Lijst van Auteurs