Quintilianus

Quintilianus, romeinse redenaar en beroemd leraar der welsprekendheid uit de tweede helft van de le eeuw nC, de rijkste en in elk geval omvangrijkste bron voor onze kennis van de antieke retorica en van de antieke pedagogiek.

(I) Leven. Uit zeer verspreide gegevens blijkt dat Q. van 68 tot 88 nC in Rome met groot succes retorica doceerde als door de keizerlijke schatkist gehonoreerd professor eloquentiae. Voor die tijd vertoefde hij grotendeels in Spanje, waar hij kort na 35 nC in Calagurris geboren was; voor zijn opvoeding was hij echter ook reeds in Rome geweest. Tijdens zijn 'emeritaat' vanaf 88 werkte Q. enkele jaren op verzoek van zijn vrienden en van zijn uitgever Trypho aan zijn hoofdwerk: Institutio oratoria (Opleiding van de redenaar), dat in elk geval nog voor de dood van keizer Domitianus (96 nC) het licht zag.

Omtrent Quintilianus' vorming is bekend dat hij o.a. leerling van de grammaticus Remmius Palaemon en de redenaar Domitius Afer was. Ondanks zijn grote belangstelling en waardering voor de moderne redenaars van zijn jonge jaren, hechtte hij toch het meest aan de romeinse klassieken, vooral aan Cicero, die hij boven allen vereerde. Aan Seneca maior had hij het land. Van tijd tot tijd oefende Q. ook zelf als advocaat praktijk uit; hij publiceerde een rede Pro Naevio Arpiniano. Maar zijn grote gaven lagen toch in de opleiding van anderen, onder wie ook prinsen van het keizerlijk huis. De tirannie van Domitianus beperkte ook zijn vrijheid en dwong hem tot gelegenheidsvleierij. Hij verloor zijn vrouw en zijn beide zoons op jeugdige leeftijd, zoals hij in de ontroerende proloog van het zesde boek van zijn werk vertelt. Menselijkheid, evenwichtigheid en gezond verstand zijn Quintilianus' beste eigenschappen; ze vergoeden wat hij aan wetenschappelijk intellect en diepzinnigheid mist.

(II) Werk. Q. was zich sterk bewust van de achteruitgang der welsprekendheid in de keizertijd, evenals Tacitus, die hieraan zijn Dialogus de oratoribus wijdde; tenvijl Tacitus de oorzaak vooral in de veranderde politieke omstandigheden zocht, was Q. optimistisch over de mogelijkheden van de redenaar, ook in de keizertijd, mits men tot de hoge idealen van de tijd van Cicero terugkeerde. Aan dit probleem wijdde hij een verloren gegaan werk, De causis corruptae eloquentiae (De oorzaken van het verval der welsprekendheid). In sommige opzichten, zoals in de aandacht voor declamationes als oefenstof en voor de sententiae (kunstig toegespitste formuleringen) blijkt Q. ook een kind van zijn eigen tijd.

De twaalf boeken van zijn grote werk Institutio oratoria zijn zo opgebouwd dat de boeken 3 t/m 11 het traditionele corpus van de ars rhetorica weergeven, echter met voortdurende aandacht voor de vraag hoe men deze aan leerlingen bijbrengt: het is een institutio. Hieraan gaan twee boeken (1 en 2) met een primair pedagogisch karakter vooraf; het laatste boek (12) schetst als afsluiting het beeld van de volledig ontwikkelde redenaar. Het volgende inhoudsoverzicht moge een indruk geven van de rijkdom van het werk.

Boek 1: de vroegste opvoeding, een onderdeel dat de antieke retoren in het algemeen beneden hun waardigheid achtten, maar waarbij Q. voortreffelijke en in vele opzichten 'moderne' pedagogische inzichten ten toon spreidt (pupil-centred, motivatie e.d.). Onderwerpen: grammatica, wiskunde, filosofie, muzieh, astronomie.

Boek 2: het beginonderwijs in de retorica, met vele didactisch-methodische observaties. Zijn ideaal is ambitieus en vereist jarenlang hard werken; een moderne lezer is geneigd op te merken: loont het de moeite om een goed redenaar te warden? Zijn ideaal is Ciceroniaans, maar vereist toch minder universele kennis dan Cicero in De oratore voorstaat. De boeken 3 tot en met 11 behandelen de vijf officia oratoris (de taken van de redenaar). Achtereenvolgens komen aan de orde:

- in de boeken 3-6 de inventio (statusleer) en aansluitend daarbij de soorten van redevoeringen, de zes delen van de procesrede (exordium, narrcztio, propositio, probatio, refutatio, peroratio), de emoties (pathos, ethos, humor) en de debatteerkunst;

- in boek 7 de dispositio (rangschikking) met de status quaestionis;

- in de boeken 8 en 9 en het eerste hoofdstuk van boek 11 de elocutio (verwoording): stilistische kenmerken,'opsmuk', tropen, stijl- en gedachtefiguren, zinsritmiek (het beroemde boek 10 bespreekt de noodzakelijkheid van lectuur (geschikte auteurs, met beoordelingen van talrijke griekse en latijnse schrijvers uit verschillende genres), navolgingen, praktische oefeningen en het vinden van de 'passende' spreekwijze);

- in de hoofdstukken 2 en 3 van boek 11 de memoria (het memoriseren van de voorbereide rede) en de pronuntiatio of actio (het uitspreken van de rede).

Boek 12: De redenaar: hoge morele eisen, kennis der filosofie, van het recht en van de geschiedenis. Stijltypen.

(III) Invloed. Veel van het in de Institutio oratoria behandelde is traditionele retorische leerstof (Q. citeert talloze antieke autoriteiten op dit gebied) of op Cicero's humanistische conceptie gebaseerd. Toch is alles doortrokken van een persoonlijke geest, die sympathiek en zeer oprecht aandoet. Zijn reputatie als leermeester van de 'klassicistische' literaire generatie omstreeks de eeuwwisseling was onomstreden.

De jonge Plinius was een leerling van Q., misschien ook Tacitus en Iuvenalis; Martialis roemt hem.

Daarna verbleekt Quintilianus' ster voor lange tijd, totdat hij in de 12e eeuw door John van Salisbury in Chartres werd gebruikt bij de opleiding. Petrarca en andere humanisten bewonderden hem zeer, voorat nadat Poggio in Sankt-Gallen de complete tekst had herontdekt: hij kwam immers dicht bij het ideaal van de uomo universale. Op de pedagogische denkbeelden van Agricola, Melanchthon en Erasmus had hij een beslissende invloed, en daarmee op het gehele europese opvoedingssysteem.

(IV) Pseudo-Quintilianus. Onder de naam van Q. zijn twee collecties Declamationes, 19 maiores en 145 minores, overgeleverd, die echter geheel behoren tot de declamatorische retoriek die door Q. werd bestreden; zij gelijken sterk op de specimina van Seneca maior.


Lit. Literatuuroverzicht: J. Cousin, Quintilien 1935-1959 (Lustrum 7, 1962, 289-331). Uitgaven: Editio princeps van Campano (Rome 1470). Beste moderne edities: L. Radermacher, M. Fabi Quintiliani Institutionis oratoriae libri XII 1-2 (Leipzig 1907-1935 = 1959, met addenda en corrigenda van V. Buchheit). M. Winterbottom, M. Fabi Quintiliani Jnstitutionis oratoriae libri duodecim 1-2 (Oxford 1970). Met commentaar: G. Spalding/C. Zumpt, M. Fabius Q., De institutione oratoria libri duodecim 1-5 (Leipzig 1798-1829 = Hildesheim 1969). F. H. Colson, M. Fabius Q., Institutionis oratoriae liber I(Cambridge 1925 = Hildesheim 1973). J. Adamietz, M. F. Quintiliani Institutionis oratoriae liber III (München 1966). W. Peterson, M. Fabi Quintiliani Institutionis oratoriae liber decimus (Oxford 1891= Hildesheim 1967). R. G. Austin, Quintiliani Institutionis oratoriae liber XII (Oxford 1948, ²1954). Met engelse vertaling: H. E. Butler, The Institutio oratoria of Quintilian 1-4 (Loeb Class. Libr., London 1921v). Mer duitse vertaling: H. Rahn, M. Fabii Quintiliani Institutionis oratoriae libri XII 1-2 (Darmstadt 1972-1975). Uitgave met franse vertaling: J. Cousin, Quintilien, De l'Institution oratoire 1-7 (Paris 1975-1980).Franse vertaling: H. Bornecque, Quintilien, Institution oratoire 1-4 (Paris 1933v). Uitgave met commentaar: M. Winterbottom, The Minor Declamations of Quintilian (Berlin/New York 1984).
Declamationes: C. Ritter, M. Fabii Quintiliani Declamationes quae supersunt CXLV (Leipug 1884 = Stuttgart 1965). G. Lehnert, M. Fabi Quintiliani quae feruntur Declamationes XIX maiores (Leipzig 1905).
Lexlcon: E. Bonell, Lexicon Quintilianeum (Leipzig 1834 = Hildesheim 1962).
Studies: J. Cousin, Études sur Quintilien 1-2 (Paris 1935v = Amsterdam 1967). E. Bolaffi, La critica filosofica e letteraria in Quintiliano (Coll. Latomus 30, Berchem-Bruxelles 1958). G. Bianca, La pedagogia di Quintiliano (Padua 1963). G. Kennedy, Quintilian (New York 1969). M. Winterbottom, Problems in Quintilian (London 1970). [Leeman]



Lijst van Auteurs