Circus

Circus heette bij de Romeinen de U-vormige renbaan voor wagenrennen. De grondvorm van de circus was waarschijnlijk (via Etrurië?) overgenomen van de griekse hippodroom, waarvan de circus in onderdelen echter sterk afweek; terwijl de klassieke en hellenistische hippodroom een vrij eenvoudige opzet had, ontwikkelde de romeinse circus zich spoedig tot een pompeus bouwwerk. Dit bestond uit drie delen:

1. de arena, door een laag, met beelden en zuilen gesierd muurtje (spina, 'ruggegraat') overlangs in tweeën gedeeld; aan elk van beide uiteinden van de spina bevond zich een groep van drie metae ('keerpalen'), vergulde kegelvormige zuiltjes, waartegen menige wagen verongelukte; op het ene uiteinde van de spina stonden zeven grote houten of stenen eieren, op het andere zeven dolfijnen, waarvan er bij het einde van een ronde telkens een werd verschoven. De eindstreep (calx) bevond zich aan het eind van de linker baan, vóór de tribune van de jury (tribunal iudicum).

2. de startboxen (carceres), vier of zes stallen aan elke kant van de toegangspoort (porta pompae) in de rechte korte zijde van de circus; de zegevierende wagens verlieten de circus door de porta triumphalis in de ronde korte zijde.

3. langs de lange zijden en de ronde korte zijde waren oplopende zitplaatsen (gradus) voor het publiek aangebracht; het keizerlijk hof had een eigen loge, pulvinar of cubiculum genaamd.

Gewoonlijk verschenen niet meer dan twee of vier wagens tegelijk aan de start, getooid met de kleuren der mededingende facties; elk span moest zeven ronden maken. Het publiek kon op het winnende span wedden; omdat ook de keizer een voorkeur te kennen gaf, werden de rennen dikwijls tot politieke demonstraties; in Constantinopel kwam het in de 4e, 5e en 6e eeuw herhaaldelijk tot bloedige gevechten tussen de Groenen en de Blauwen; in 532 nC zou een hieruit ontstaan oproer aan 30.000 mensen het leven hebben gekost.

De rensport was in Rome en Constantinopel in de keizertijd de populairste vorm van vermaak, voor kleinere steden was zij te kostbaar. Circusvermaak in de moderne betekenis van het woord werd in de circus niet geboden, afgeuen van behendigheidsdemonstraties tijdens de pauze.

circus maximus
De Circus Maximus

De grootste ons bekende romeinse circus is de Circus Maximus, gelegen in het dal tussen Palatijn en Aventijn, stammend uit de koningstijd en in later eeuwen steeds uitgebreid en verfraaid. Het gehele terrein van de Circus Maximus is sinds 1928 vrijgelegd en onderzocht; de totale lengte bedroeg ca. 600 (arena 550), de totale breedte ca. 150 m (arena 80 m); ten tijde van Constantijn de Grote was er plaats voor meer dan 200.000 toeschouwers. Op de spina werd in 10 vC de obelisk van Ramses II geplaatst, die thans de Piazza del Popolo siert, in het begin van de 4e eeuw bovendien de obelisk van Toetmosis III, die nu voor de Sint Jan van Lateranen staat. De laatste rennen in de Circus Maximus werden in 549 nC gehouden; sindsdien diende het bouwwerk als steengroeve.

Andere circussen in Rome waren de in 221 vC aangelegde Circus Flaminius op het Marsveld, de door keizer Caligula aangelegde circus Vaticanus op de Vaticaanse heuvel (hieruit is de obelisk op het Sint-Pietersplein afkomstig), en de vrij goed bewaarde, in 309 nC aangelegde Circus Maxentius aan de Via Appia. Buiten Rome zijn resten van grotere circussen aangetroffen o.a. in Carthago, Constantinopel, Antiochië, Aquileia, Augusta Emerita (Mérida) en Mediolanum (Milaan). In het Oosten werd de circus meestal aangeduid met de aan het grieks ontleende naam hippodromus.

Afbeeldingen van wagenrennen komen veel voor op reliëfs en mozaïeken.


Lit. E. Pollack (PRE 3, 2571-2585). G. Forni/S. Meschini (EAA 2, 647-655). - E. Nash, Bildlexikon zur Topographie des alten Rom 1 (Tübingen 1961) 232-242. [Nuchelmans]



Register