Een bijzonder geval van clientela was de binding die voortbestond tuasen een vrijgelaten slaaf (libertus) en diens vroegere heer. De clientela stamde uit de tijd dat de grote massa van de bevolking als horigen vrijwel volledig afhankelijk was van de patricische landheren. In de beide laatste eeuwen van de republiek werd het instituut steeds meer een politiek machtsmiddel: aanzienlijke Romeinen die hun politieke invloed wilden vergroten omringden zich met een groot aantal clientes, die hun stem verkochten voor geschenken in geld en in natura. In de keizertijd heette ieder die in een of andere ondergeschikte betrekking tot een voornaam man stond een cliens.
De clientela drong ook door in het staatsrecht:
onderworpen steden en zelfs hele provincies stelden
zich soms onder het patronaat van een aanzienlijke
romeinse familie; zo waren de Marcelli patronen
van Sicilië.
Lit. A. von Premerstein (PRE 4, 23-55). - T. Mommsen,
Römisches Staatsrecht 3 (1888) 54-88. L. Friedländer/ G.
Wissowa, Darstellungen aus der Sittengeschichte Roms 1
(Leipzig 1922) 225vv. M. Gelzer, Die Nobilität der römischen
Republik (Leipzig 1912 = Kleine Schriften 1, Wiesbaden
1962, 17-135). E. Badian, Foreign Clientelae (Oxford 1958).
R. P. Saller, Personal Patronage under the Early Empire
(Cambridge 1982). [Nuchelmans]