Cliens

Cliens heette in de romeinse republiek een burger, die wel persoonlijke vrijheid bezat, maar in sociaal opzicht afhankelijk was en bescherming genoot van een aanzienlijker en invloedrijker burger, zijn patronus. Deze verleende zijn cliens bijstand in het maatschappelijk leven - eventueel ook financiële steun (sportula, lett. mandje) - en verdedigde hem zo nodig voor de rechtbank. Daartegenover steunde de cliens zijn patronus bij de verkiezingen en was hem respect verschuldigd, onder meer door een beleefdheidsvisite in de morgenuren. De wederzijdse verplichtingen lagen deels in de traditie, deels in wetten vast: cliens en patronus mochten bv. niet tegen elkaar getuigen.

Een bijzonder geval van clientela was de binding die voortbestond tuasen een vrijgelaten slaaf (libertus) en diens vroegere heer. De clientela stamde uit de tijd dat de grote massa van de bevolking als horigen vrijwel volledig afhankelijk was van de patricische landheren. In de beide laatste eeuwen van de republiek werd het instituut steeds meer een politiek machtsmiddel: aanzienlijke Romeinen die hun politieke invloed wilden vergroten omringden zich met een groot aantal clientes, die hun stem verkochten voor geschenken in geld en in natura. In de keizertijd heette ieder die in een of andere ondergeschikte betrekking tot een voornaam man stond een cliens.

De clientela drong ook door in het staatsrecht: onderworpen steden en zelfs hele provincies stelden zich soms onder het patronaat van een aanzienlijke romeinse familie; zo waren de Marcelli patronen van Sicilië.


Lit. A. von Premerstein (PRE 4, 23-55). - T. Mommsen, Römisches Staatsrecht 3 (1888) 54-88. L. Friedländer/ G. Wissowa, Darstellungen aus der Sittengeschichte Roms 1 (Leipzig 1922) 225vv. M. Gelzer, Die Nobilität der römischen Republik (Leipzig 1912 = Kleine Schriften 1, Wiesbaden 1962, 17-135). E. Badian, Foreign Clientelae (Oxford 1958). R. P. Saller, Personal Patronage under the Early Empire (Cambridge 1982). [Nuchelmans]


Register