Defixionum tabellae

Defixionum tabellae, technische benaming voor bepaalde documenten uit de antieke magische praktijk. Ze bestaan uit rechthoekige, meestal loden plaatjes van ca. 1 dm2, waarvan er vele honderden opgevouwen of opgerold en vaak met een spijker doorboord (defixio van defigere 'vasthechten, doorboren' 'betoveren, vloeken'), vooral in graven, verder in tempeldomeinen, in bronnen en putten gevonden zijn. Op de d.t. is, doorgaans in het grieks, een vervloekingstekst gegrift, door meestal volkse elementen gericht tegen tegenstanders in een proces, dieven en kwatongen, liefdesrivalen of weerspannige geliefden, vijandige supporters en mededingers - of hun paarden - bij wedstrijden. Dit oorspronkelijk griekse gebruik verbreidde zich met de hellenistische beschaving over de romeinse wereld en handhaafde zich tot in de 5e en 6e eeuw nC. De vloektekst bleef tot ca. 100 vC beperkt tot een dwangformule, waarbij infernale machten de tegenstander tot machteloosheid moeten doemen; naderhand blijkt hij gewoonlijk aan de hand van 'toverboeken', waarvan fragmenten bewaard zijn in papyri magici uit de 3e en 4e eeuw nC, opgesteld te zijn door vaklieden, die uitvoerig een pandemonisch heir, syncretistisch bijeengegaard uit oosterse, egyptische, joodse en zelfs christelijke elementen, oproepen om de tot in bijzonderheden uitgestippelde vloek te voltrekken.

In taalkundig opzicht vormen de d.t. een belangrijke bron voor onze kennis van het volksgrieks en het vulgair latijn.

Deze defixatio is gevonden in de Hamble Estuary in Engeland en bevat een gebed aan Neptunus en een andere watergod (?) Niskus; het gaat over de diefstal van een gouden munt (solidus) en enkele zilveren munten (argentioli).

domine Neptune,                 Heer Neptunus,
tibi dono hominem qui           aan u geef ik de  man die
(solidum) involavit Mu-         de solidus van Myconius
coni et argentiolos             heeft gestolen en 6 argentioli.
sex.  ideo dono nomina           daarom geef ik u ten geschenke de namen
qui decepit, si mascel si       die heeft (sic!) bedrogen  of het een man of
femina, si puuer si puue-       vrouw, of het een jongen of meisje
lla. ideo dono tibi, Niske,     is. daarom  geef ik u ten geschenke, Niskus,
et Neptuno vitam, vali-         en aan Neptunus het leven, de 
tudinem, sanguem eius            gezondheid, het bloed van diegene
qui conscius fueris eius        die medeplichtig is (bent!) geweest aan
deceptionis. animus              dat bedrog. Het verstand van 
qui hoc involavit et            degene die dit heeft gestolen en
qui conscius fuerit  ut          die medeplichtig is geweest,
eum decipias. furem             moge u dat wegnemen. De dief
qui hoc involavit sanguem        die dit heeft gestolen, moge u het bloed
eiius consumas et de-           van hem verteren en wegnemen,
cipias, domine  Nep-             heer Neptunus.
tune.


Lit. E. Kuhnert (PRE 4, 2373-2377). - R. Wuensch, D.t. in Attica regione repertae (CIG 3, Berlul 1897). A. Audollent, D.t. (Paris 1904). M. Jeanneret, La langue des tablettes d'exécration latines (Rev. de Philologie 40, 1916, 225-258; 41, 1917, 5-99, 126-153, 249-257; 46, 1922, 14-25, 130). M. Besnier, Récents travaux sur les d.t. (ib. 44, 1920, 5-30). E. Kagarow, Griechische Fluchtafeln (Lwów 1929). K. Preisendanz, Die griechischen und lateinischen Zaubertafeln (Archiv für Papyrusforschung 9, 1930, 119-154; 11, 1933, 153-164). E. Ziebarth, Neue Verfluchungstafeln aus Attika, Boiotien und Euboia (Sitzungsberichte Preuss. Akad. Wissenschaften 33, 1934, 1022-1050). G. Bjoerck, Der Fluch des Christen Sabinus (Uppsala 1938). P. Moraux, Une défixion judiciaire au Musée d'Istanbul (Mém. Acad. Roy. de Belgique 54, Bruxelles 1960). [Sanders]


Register