Fideicommissum (letterlijk 'toevertrouwd aan de
goede trouw'), in het romeinse recht een laatste
wilsbeschikking waarbij aan een vertrouwd persoon
die voor de wet als erfgenaam gold, verzocht werd
een bepaald legaat uit te keren aan een persoon
die rechtens niet als erfgenaam kon worden aangewezen,
de fideicommissarius; het informele verzoek,
dat schriftelijk of mondeling kon geschieden,
werd gewoonlijk ingeleid met de woorden fidei
tuae committo. De f.-procedure verschijnt sinds de
1e eeuw vC naast het veel oudere legatum, een formele
testamentaire beschikking waarbij de natuurlijke
of bij testament aangewezen erfgenamen werden
verplicht een deel van de nalatenschap over te
dragen aan een derde, de legatarius. Sinds keizer
Augustus was het f. een aanspraak die ook in rechte
geldend gemaakt kon worden.
Lit. M. Kaser, Das römische Privatrecht 1 (Müchen 1955)
630-636; 2 (München 1959) 386-390. [Nuchelmans]