Antinous van Claudiopolis in Bithynië, geboren ca. 110
nC, werd vanwege zijn schoonheid en charme de
lieveling van keizer Hadrianus (117-138), die hij
vergezelde op diens egyptische reis in 122 of 130.
Volgens sommigen verdronk hij door een ongeval in
de Nijl, volgens anderen zou hij vrijwillig zijn leven
hebben gegeven om dat van de keizer te verlengen
(Cassius Dio 69, 11,2-3; Historia Augusta, Hadrianus
14, 5-6; Aurelius Victor, Caesar 14,7). Hij werd
daardoor naar egyptische opvatting een hsy (Hesies;
Esietus). Hadrianus was van zijn dood zozeer
onder de indruk dat hij A. vergoddelijkte en om zijn
nagedachtenis te eren op de onheilsplaats de stad
Antinoupolis
stichtte en over het hele romeinse
rijk stand- en borstbeelden van A. liet oprichten.
Hiervan zijn er ongeveer 300 bewaard gebleven; de
bekendste zijn de A. Braschi (Vaticaans Museum),
de A. Farnese (Museo Nazionale te Napels) en de
A. in het museum van Delphi. Ook op munten en
gemmen vindt men zijn beeltenis dikwijls.
Lit. K. Wernicke (PRE 1, 2439-2441). - B. W. Henderson,
Life and Principate of the Emperor Hadrian (1923). E. Holm,
Das Bildnis des Antinous (Wurzburg 1933). C. W. Clairmont,
Die Bildnisse des A. (Rome/Bern 1966).
[Nuchelmans/Vergote]