Gaius Sempronius Gracchus

Gaius Sempronius Gracchus (154-121), volkstribuun in 123 en 122 vC, broer van Tiberius Gracchus en groot leider van de hervormingspartij. Gaius, een man met een demonische aard en een meeslepende welsprekendheid, zette het werk van de tresviri krachtig voort, bezield door de gedachte de hervormingen van zijn broer te voltooien en diens dood te wreken.

Na in Spanje gediend te hebben steunde hij het wetsvoorstel dat continuering van de ambtsperiode van volkstribunen mogelijk maakte. In 126/125 quaestor op Sardinië, keerde hij vandaar zonder toestemming van de senaat terug en werd voor 123 tot tribuun gekozen. Door zijn populariteit was hij zeer gevaarlijk voor de senaatspartij. Van verschillende aanklachten vrijgesproken, ontvouwde hij in een redevoering zijn uitgebreid programma.
Zijn eerste voorstel hield in dat de door de consuls op initiatief van de senaat ingestelde - en vooral tegen de aanhangers der Gracchen gerichte - buitengewone rechtbanken onwettig verklaard zouden worden, en wel met terugwerkende kracht.

Zijn lex agraria vernieuwde de akkerwet van zijn broer en schonk de tresviri de hun ontnomen jurisdictie terug. Door een lex frumentaria, krachtens welke maandelijks graan tegen verlaagde prijs aan onbemiddelde plebejers beschikbaar werd gesteld, hielp hij het hoofdstedelijke proletariaat. Een kwalijk bijgevolg was dat het behoeftige volk naar de stad stroomde, zodat de staatskas zwaar belast werd.

Ook op militair gebied werd ingegrepen. Een lex militaris verbood recrutering onder de 17 jaar, beperkte de strafbevoegdheden van de officieren en bepaalde tevens dat de kosten voor de militaire uitrusting niet langer op de soldij zouden worden ingehouden.

Van enorme politieke betekenis was zijn lex iudiciaria: deze droeg het lidmaatschap van de juryrechtbanken van de senatoren over aan de equites, waardoor dezen controle kregen op de in het provinciaal bestuur werkzame senatoren. Uit de achttien riddercenturiën werden bovendien de senatoren met een equus publicus verwijderd, die sindsdien geen ridder meer mochten zijn. Deze maatregel had het ontstaan van een aparte ridderstand tot gevolg, die voortaan uitgespeeld kon worden tegen de senaat. G. begunstigde de equites verder door zijn lex de censoria locatione vectigalium provinciae Asiae, waardoor de inning van de aan deze provincie op te leggen tienden aan hen werd verpacht.

Ook de wegenbouw had de aandacht van Gaius. Zijn lex viaria stelde een groot wegenbouwprogramma voor Italië vast. Ook werden silo's (Horrea Semproniana) gebouwd ter verbetering van de graanvoorziening van de stad.

Ingevolge de lex de provinciis consularibus moest de senaat voortaan de consulaire provincies toewijzen vóór de verkiezing van de consuls. Ten einde aan de voor de uitvoering van al deze maatregelen benodigde gelden te komen, werden aan de provincies, o.a. aan Asia, belastingen opgelegd en door een lex portoria de douanerechten verhoogd. Voor 122 werd Gaius zonder meer als volkstribuun herkozen. Nu zette hij een groot kolonisatieprogramma op touw (lex de coloniis deducendis), zowel in Italië (Capua, Tarentum) als overzee; dit was de eerste maal dat tot de aanleg van een kolonie buiten Italië werd besloten.

Van vérstrekkende gevolgen was het wetsvoorstel de civitate sociis Latinis danda, waarbij de bondgenoten het latijnse en de Latijnen het volle romeinse burgerrecht (civitas) zouden ontvangen. De strekking van Gaius' wetgeving maakte uiteraard de tegenstand hiertegen steeds feller. Velen beschouwden zijn plannen als te revolutionair. Toen Gaius afwezig was om in Carthago een kolonie (Iunonia) te vestigen, maakten zijn tegenstanders van deze gelegenheid gebruik. Op instigatie van de senaat stelde zijn collega Marcus Livius Drusus voor, een dozijn kolonies te stichten. Bij Gaius' terugkeer in Rome was de toestand dan ook te zijnen ongunste gewijzigd. Toen de wet over de toekenning van het burgerrecht aan de orde kwam, wees de consul Gaius Fannius, die de zijde van de senaat gekozen had, de toegestroomde Italiërs de stad uit. Een veto van Drusus verhinderde het aannemen van de wet. Voor 121 werd G. niet herkozen. Nadat zijn bitterste tegenstander Lucius Opimius het consulaat had aanvaard, zetten de optimates een actie in om de wetten van G. ongedaan te maken, met name ook de stichting van Iunonia. Hiertegen kwamen de aanhangers van G., onder wie Fulvius Flaccus de drijvende kracht was, in verzet, bereid om tot het uiterste te gaan. Toen op de dag van de stemming over Iunonia een van zijn partijgenoten gedood werd, vaardigde de senaat het senatus consultum ultimum uit, waardoor Opimius dictatoriale volmachten kreeg. Verdreven van de Aventijn, waar hij zich verschanst had, vluchtte G. naar de Ianiculus, waar hij zich door een slaaf liet doden (zomer 121). Ook Flaccus kwam aan zijn einde, terwijl later nog 3000 Gracchanen door bijzondere gerechtshoven ter dood veroordeeld zouden zijn.

De stichting van Iunonia werd ongedaan gemaakt; de voornaamste wetten van G. bleven echter van kracht, waaronder de lex iudiciaria en de lex agraria, zij het niet geheel zonder wijzigingen. Andere werden afgeschaft. Wat in ieder geval bleef, was de haat tussen de partijen, die nog een verschrikkelijke nasleep zou hebben, vooral in de 1e eeuw vC.


Lit. (zie ook de sub 3 genoemde algemene werken over de Gracchen): Plutarchus' biografie van Gaius G. - F. Münzer (PRE 2 A, 1375-1400). - G. Corradi, Gaio Graccho e le sue leggi (Studi Italiani di Filologia Classica 5, 1927, 235-297; 6, 1928, 55-58, 139-174). A. Oltramare, Gaius G. (Hommes d'état 1. Paris 1937, 107-207).
Fragmenten van Gaius' redevoeringen: N. Hapke, C. Sempronii Gracchi Fragmenta (Diss. München 1915). E. Malcovati, Oratorum Romanorum Fragmenta Liberae Reipublicae (Turijn 1955) 174-198. [A. J. Janssen]


Rome Lijst van Namen