Crassus, romeins cognomen, tot familienaam
geworden onder meer in de gentes Claudia en
Licinia. Van de Licinii Crassi zijn het bekendst:
(1) Pubius Licinius Crassus,
pontifex maximus in 212,
censor in 210 vC.
Als consul (205 vC) verdedigde hij
Zuid-Italië tegen Hannibal.
Hij overleed in 183 vC.
(2) Publius Licinius Crassus Dives,
consul in 97, in 89 vC
censor met
Lucius Iulius Caesar, versloeg in 93 vC
op het iberische schiereiland de
Lusitaniërs. In 87
was hij een van de leiders der
optimaten; na de
terugkeer van Marius en
Cinna in de stad pleegde hij
zelfmoord.
(3) Lucius Licinius Crassus
(140-91), staatsman en naast
Marcus Antonius de begaafdste romeinse
redenaar van zijn tijd. Aanvankelijk koesterde hij,
evenals zijn schoonvader Quintus Mucius Scaevola
Augur, sympathie voor de hervormingsplannen
der Gracchen, maar zeker
sinds 106, toen hij Servilius
Caepio's conservatieve wet op de gerechtshoven
steunde, was hij een uitgesproken optimaat.
In 95 vC bekleedde Crassus het consulaat samen met
Quintus Mucius Scaevola Pontifex;
als consul diende
hij de Lex Licinia Mucia de civibus redigendis in,
die striktere normen voor de verwerving van het
burgerrecht vaststelde en daardoor een van de aanleidingen
tot de Bondgenotenoorlog van 91-89 werd.
In 94 was Crassus proconsul
van Gallia Cisalpina, in 92
censor samen
met Gnaeus Domitius Ahenobarbus,
met wie hij ernstige meningsverschillen kreeg. De
hervormingsvoorstellen van de
volkstribuun
Marcus
Livius Drusus (91)
vonden in Crassus een warm voorstander:
hij overleed plotseling nadat hij een rede
tegen Drusus' tegenstander, de
consul Lucius Marcius
Philippus, had gehouden.
Crassus was gehuwd met Mucia, een dochter van
Quintus
Mucius Scaevola Augur; zijn dochter Licinia huwde
met de jonge Marius. Van zijn redevoeringen zijn
slechts enkele fragmenten bewaard gebleven. In
menig opzicht doet de levensloop van Crassus aan die
van Cicero denken, die hem zeer bewonderde.
Lit. Cicero, Brutus 158-164. - Fragmenten bij M. Krueger,
M. Antonii et L. Licinii Crassi Fragmenta (Diss. Breslau
1909). - N. Hapke (PRE 13, 252-267). - H. Bardon, La
littérature latine inconnue 1 (Paris 1952) 171-174.
(4) Marcus Licinius Crassus Dives
(ca. 115-53), zoon van
Crassus, het bekende
lid van het z.g. eerste driemanschap.
Hij genoot een uitstekende opvoeding. Tijdens
het schrikbewind van Cinna (86-84), waarvan
zijn vader en zijn broer het slachtoffer werden, hield
hij zich schuil in Spanje. In 83 sloot hij zich met een
zelf geworven troepenmacht bij Sulla aan en had
een belangrijk aandeel in diens zege bij de Porta
Collina, maar reeds in het volgende jaar viel hij in
ongenade wegens zijn eigenmachtig optreden bij de
proscripties,
waaraan hij zich bovendien mateloos
verrijkte door de verbeurd verklaarde eigendommen
voor een appel en een ei op te kopen. In enkele
jaren werd Crassus de rijkste man van Rome, die als
geldschieter en eigenaar van ontelbare huizen grote
invloed had. In 71 vC versloeg hij, bekleed met proconsulair
gezag, in Zuid-Italië de opstandige slaven
van Spartacus, in 70 bekleedde hij samen met
Pompeius het consulaat (volledig herstel van het
door Sulla ontkrachte volkstribunaat). Spoedig daarna
werden beiden bittere vijanden: beiden streefden
naar de grootste macht in de staat. Als censor (65)
deed Crassus vergeefse pogingen om Egypte aan Rome
schatplichtig te maken en het burgerrecht te verlenen
aan de Galli Transpadani. Ook in de volgende
jaren liet hij geen middel onbeproefd om - gedeeltelijk
in samenwerking met Caesar, wiens enorme
schuldenlast hij verlichtte - zijn politieke gewicht te
vergroten. Zo begunstigde hij in het geheim de catilinarische
samenzwering.
Toen Pompeius in het najaar van 62 uit het Oosten
teruggekeerd was, wist Caesar de beide rivalen over
te halen met hem een driemanschap te sluiten (60),
waarna Crassus enigszins op het achterplan van het politieke
toneel raakte. In de volgende jaren was hij
evenwel de drijvende kracht achter de aktiviteiten
van Clodius en achter vele aanvallen op Pompeius.
Na de hernieuwing van het driemanschap (Luca 56) waren Pompeius en Crassus opnieuw samen consul. In het najaar van 55 vertrok Crassus als gouverneur met buitengewone volmachten naar Syrië.
Vandaaruit bezette hij enkele steden ten oosten van
de Eufraat en trok in 53 te velde tegen de Parthen,
maar op 9 juni 53 leed hij een zware nederlaag bij
Carrhae;
de veldheer zelf kwam op de terugtocht
door verraad om het leven. Bij de bruiloft van de
parthische kroonprins Pacorus en de dochter van de
armeense koning
Artavasdes zou aan de vader van
de bruidegom, koning Orodes,
het hoofd van Crassus zijn aangeboden.
Crassus was ervan overtuigd dat hij met geld alleen voldoende
invloed kon verwerven om een alleenheerschappij
te grondvesten; Cicero en anderen schrijven
hem de woorden toe: 'Rijk is men pas als men
van de rente van zijn kapitaal een legioen kan onderhouden'.
Het ontbrak Crassus aan een duidelijk politiek
ideaal en aan de persoonlijke kwaliteiten om het te
verwezenlijken.
Lit. Plutarchus' biografie van Crassus; Cassius Dio, boeken 37-40.
Cicero, passim. - M. Gelzer (PRE 13, 295-331). - A. Garzetti,
M. Licinio Crasso (Athenaeum 19, 1941, 1-37; 20,
1942, 12-40; 22, 1944, 1-62). A. M. Ward, Marcus C.
and the Late Roman Republic
(Columbia 1977).