Lutatius

Lutatius, naam van een romeinse plebejische gens, die in de 3e eeuw vC in de romeinse nobiliteit werd opgenomen. De belangrijkste Lutatii waren:

(1) Gaius Lutatius Catulus, consul in 242 vC, viel op het eind van de eerste punische oorlog in het kader van de hernieuwde strijd ter zee de carthaagse vloot aan en versloeg ze bij de Aegatische Eilanden (10 maart 241), waarna hij met Hamilcar vredesbesprekingen kon openen. Om zijn grote verdiensten werd hij geëerd met een triomf.


Lit. F. Münzer (PRE 13, 2068-2071).


(2) Quintus Lutatius Catulus (ca. 150-87), een leidende optimaat, bewoog zich zowel op militair-politiek als op cultureel gebied. Na drie jaar achtereen bij de verkiezingen verslagen te zijn, bekleedde hij in 102 vC samen met Marius het consulaat. Aanvankelijk door de Cimbren in de Povlakte teruggedrongen, wist hij hen in vereniging met Marius bij Vercellae te verslaan (101), waarna zij een triomftocht hielden. Hierop volgde echter een verwijdering tussen beiden, omdat vooral aan Marius de roem van de overwinning ten deel viel. In 100 verzette Lutatius zich met de meerderheid van de senaat tegen de plannen van Saturninus. Na nog in de bondgenotenoorlog (91-89) gediend te hebben werd hij wegens zijn verzet tegen Marius en Cinna geproscribeerd, hetgeen leidde tot zijn zelfmoord (87 vC).

Lutatius was een man van hoge cultuur, met belangstelling voor wijsbegeerte, kunst en literatuur, en een vaardig redenaar. Sommigen houden hem voor de beschermheer van een literaire kring, waartoe de dichters Antipater van Sidon, Archias, Furius van Antium en Valerius Aedituus behoord zouden hebben. Lutatius onderhield ook betrekkingen met de kring der Scipionen en vormde een schakel tussen deze en de latere periode. Cicero, die hem als spreker laat optreden in zijn De oratore, roemt Lutatius' zuivere en bevallige stijl en zijn mooie uitspraak van het latijn. Zijn grieks wekte de bewondering van de Grieken. Tot zijn werken, waarvan slechts enkele fragmenten over zijn, behoren o.a. mémoires over zijn consulaat, enkele erotische epigrammen en een grafrede op zijn moeder Popilia.


Lit. Cicero, Brutus 132-134. - Uitgave der fragmenten bij H. Peter, Historicorum Romanorum Reliquiae (Leipzig 1914) en W. Morel, Poetarum Latinorum Epicorum et Lyricorum Fragmenta (ib. 1927). - F. Münzer (PRE 13, 2072-2082). - R. Büttner, Porcius Licinus und der literarische Kreis des Q. Lutatius Catulus. Ein Beitrag zur Geschichte und Kritik der römischen Literatur (Leipzig 1893). H. Bardon, Q. Lutatius Catulus et son 'cercle littéraire' (Les Études Classiques 18, 1950, 145-164). Id., La littérature latine inconnue 1 (Paris 1952) 115-132. [A. J. Janssen]


(3) Quintus Lutatius Catulus minor (ca. 120-61), zoon van vorige, consul in 78 vC, samen met Marcus Aemilius Lepidus. L. verzette zich tegen de actie van zijn collega om de constitutie van Sulla omver te werpen en versloeg hem in 77 vC. In 70 was hij een van de rechters in het proces tegen Verres, in 69 wijdde hij als pontifex de nieuwe tempel van Iuppiter Capitolinus in, in 67 keerde hij zich fel tegen de toekenning aan Pompeius van het opperbevel in de zeeroversoorlog (lex Gabinia), in 65 was hij censor samen met Marcus Licinius Crassus, wiens plannen hij verijdelde. Op 5 december 63 leverde hij een beslissende bijdrage tot het besluit om vijf aanhangers van Catilina terecht te stellen. L. was in de senaat de algemeen erkende leider van de conservatieve partij; Cicero prijst zijn integriteit.


Lit. F. Münzer (PRE 13, 2082-2094). [Nuchelmans]


Lijst van Namen