Johannes Smetius pater


Peter van Haps

Levensschets
Disputatio de insula et oppido Batavorum
2 lofdichten op Smetius
Lof ter eeren ... Nieu-Megen
Maeghden-crans
Oratiuncula
Home

Peter/Pieter/Petrus van Haps/Hapsius heeft in 1648 in Harderwijk zijn Disputatio politica de insula et oppido Batavorum quod Neomagum vocant in het openbaar verdedigd. In zijn werkje noemt hij Smetius bij naam en in een ander werk heeft hij twee lofdichten op hem opgenomen. De link tussen Van Haps en Smetius is duidelijk: Nijmegen, Oppidum Batavorum. Vandaar deze webpagina.

Ook andere uitgaven van Van Haps zijn hier te vinden.

Top


Levensschets

Peter van Haps
Uit: P.J. Blok en P.C. Molhuysen, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek ( 1911-1937)

Pieter van Haps (summier)
Uit: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden (1852-1878)

Top


Disputatio politica de insula et oppido Batavorum quod Neomagum vocant (Harderwijk 1648)

Nederlandse vertaling en

Latijns origineel, in kleur en zwart-wit.

Georgius Hornius heeft Van Haps' proefschrift woordelijk* opgenomen in zijn Dissertationes historicae et politicae (Leiden 1655 = Leiden/Rotterdam 1668) (pdf-pagina 26-32) zonder naamsvermelding; dit kan de beschuldiging van letterdieverij verklaren, die Van der Aa uit (p. 392, r. 6), hoewel Hornius in zijn voorwoord tot de lezer aangeeft dat het om openbare academische verdedigingen gaat en dat niet alles van zijn eigen hand is (Neque vero mea sunt omnia). Sommige auteurs, heren van stand, noemt hij bij naam, Peter van Haps niet (pdf-pagina 16-17).
* Op het eind van caput 9 schrijft Hornius subditus ipv subditis.

Hornius heeft een wijdingsbrief aan de bestuurders van het gymnasium, de illustere school, de universiteit, van Nijmegen in zijn boek opgenomen. De vertaling daarvan staat hier. Het is een bedankbrief voor een door hem niet aangenomen aangeboden aanstelling in Nijmegen.
Het lettertype lijkt met opzet heel groot gekozen om een compleet katern te hebben (pdf-pagina 5-15).

Top


Lof ter eeren vande Stadt Nieu-Megen

Lof ter eeren vande Stadt Nieu-Megen. Hier is by-ghevoecht den Nieumeeghschen Maeghden-krans, (stadsvignet met coeloque soloque), Tot Nieumegen, by Nicolaes van Hervelt Boeck-vercooper, anno 1646.

In tegenstelling tot wat de titel zegt, is de Maeghden-krans niet bijgevoegd.

Top


Nieumeeghschen Maeghden-crans

Nieumeeghschen Maeghden-crans ghevlochten ter eere vande selve Nymphjes, Tot Nieumegen, by Nicolaes van Hervelt Boeckverkooper, anno 1646.

Top


Oratiuncula

Oratiuncula de iuventute principum non aspernanda dicta Batavorum oppidi seu Neomagi Geldriae in summo Scholae Apostolicae auditorio die 26 novembris MDCL, Noviomagi, excudebat Nicolaus ab Hervelt, anno 1651.

Latijns origineel, in kleur en zwart-wit.

Probleem: er ontbreken (minimaal 2) pagina's. De bladwachter onderaan pdf-pagina 10 geeft aan de de volgende pagina met princi moet beginnen, maar de pdf-pagina 11 begint met Tyrones. De kleuren-scan laat zien dat 10 de achterkant van 9 en 11 de voorkant van 12 is.
Deze versie is het exemplaar van the Britsh Library (gescand door Google). The British Library heeft me laten weten dat in het origineel de betreffende pagina('s) ook ontbreken!
Graag een bericht voor deze ontbrekende pagina's.

Er is (nog) geen vertaling.

Top


2 lofdichten op Smetius

Onderstaande lofdichten van Van Haps op Smetius staan op pagina 28-31 van Lof ter eeren vande Stadt Nieu-Megen.

Ze dragen de titel: Nieuwmeegsche Danckbaerheyt tegens den hoogh-geleerden wyt beroemden Ioannes Smit, bedienaer des Goddelijcken Woordts tot Nymeghen.

Beide gedichten (1 en 2) worden gevolgd door een hertaling (1 en 2) in wat moderner Nederlands.
De onder elk gedicht toegevoegde noten zijn uit 2017.

 

[Origineel 1]

Wat pen is die ons can u diep verstant vertalen?
Wat geest sal uwen roem te vollen gaen verhalen?
    Ghy die tot eeuwig lof hebt grote moeyt gehadt
    om aen de Bataviers te brengen d'oude Stadt;
de Stadt die yedereen meynde de syn te wesen
en onder veel was in groot verschil geresen:
    de Stadt die door oudtheyt was 't eenemael verdwaelt,
    die hebt ghy, kloecken geest, weer op haer plaets bepaelt.
Ghy hebt voor hare eer grootmoedelijck ghestreden
en hebt den stercken knoop van outheyt losgesneden.
    O Goddelijck Poët! O diepsinnighen geest,
    ghy bent van al diegeen segh ick de aldermeest
die met een groote vliet en welghesnede pennen
ter eere van ons Stadt Historiën doorrennen,
    die, mee gelyck als ghy, droncken Castalis1 nat
    om aen de Bataviers te brenghen d'oude Stadt.
Soo Phythagoras2 leert, daerin niet heeft ghelooghen,
Soo is Taciti3 geest in u lichaem ghetooghen;
    wat voor historicus en is u niet bekent?
    Ghy hebt de gansche schaer Ciceronis4 doorgehrent:
Ghy weet wel dat de Ziel in een veel eelder keert,
niet als Phythagoras, maer als Godt selve leert
    Soo dat ghy, wijse man, verstaet wel niet te sterven
    Hetgheen dat Godtlick is en Godt sal moeten erven,

het lichaem keert tot as en tot een nietich stof
maer weet dat uwen naem niet sterft of u lof.
    't Is wonder voor ons al dat g'in u oude daeghen
    hebt soo een swaren last op uwen rugh gedraghen
doch yver tot de eer van dese onse Stadt,
die heeft het willich jock om uwen hals ghevadt.
    Ghy doet ghelijck de Swaen, die aen Maeanders5 baeren,
    een weynich voor haer doot en in haer oude jaeren,
gaet in de heete son, gaet in het waterriet
en singht nae haeren aert, het alder soetst liet.
    Ghy bent de witte Swaen, die Naso6 heeft vergeeten,
    ghy volghet Maro7 nae, den Prince der Poëten.
Ghy bent de witte Swaen, o wijtvermaerden helt,
die aen de Wael-revier Godts eer en lof vermelt,
    alwaer dat men toch noch u dapper hoort doorrennen
    het Goddelijcke Woort en Christus' leere kennen.
Ghy stort daer, kloecken helt, van boven in ons schoot
het beste dat u heeft, gegeven het nootloot.
    Ghy deelt u balsem om om geest en ziel te laven,
    ghy wilt niet dat u pont8 sal eewich syn begraven.
Ghy openbaert het al, wat dat ghy hebt ghevadt
uyt boecken, dat daer dient tot lof van dese Stadt.
    Ghy seght al watter oyt in Thales9 heeft ontbroocken
    Phytagoras ghedacht en swijghende gesproocken;
wat Solon10 heeft ghedaen, wat Socrates11 gheseyt,
hebt ghy ons doen verstaen, hebt ghy ons uytgheleyt.
    Waermet sal men het best u weldaden beloonen?
    Men sal u, o Poët, met eenen crans becroonen,
van eeuwich lof en prijs, van ware danckbaerheyt
dat ghy alleen die ben't, die my heeft hier gheleyt
    gelijck als met der handt en my de naem ghegeven
    van Nymeghen die ick sal houwen al mijn leven.
Voor deze groote daet Godt u vergheldingh gheeft,
dat ghy altijdt in vre en in gesontheyt leeft.

1 Castalia is de heilige bron in Delphi. Het water zorgt voor inspiratie bij dichters.
2 Pythagoras, 570 - 500 v.Chr., Griekse filosoof, bekend van de leer van de zielsverhuizing.
3 Publius Cornelius Tacitus, 55 - 115 n.Chr., Romeins geschiedschrijver, belangrijkste bron voor Smetius' Oppidum Batavorum.
4 Marcus Tulliius Cicero, 106 - 43 v.Chr., Romeins staatsman, redenaar en filosoof. Het grote voorbeeld voor het schrijven van Latijn.
5 Maeander, rivier in westelijk Klein-Azië.
6 Publius Ovidius Naso, 43 v.Chr. - 18 n.Chr., Romeins dichter. Referentie is wat duister: in Ovidius' Metamorphoses veranderen drie mannen in een zwaan.
7 Publius Vergilus Maro, 70 - 19 v.Chr., Romeins dichter, schrijver van stichtingsepos van Rome. Van Haps kan ook nog refereren aan Smetius' dichtwerk Triga poetarum (1646) waarin Smetius dichtregels van Vergilius gebruikt voor een lofdicht op Nijmegen.
8 Pont. Referentie is duister. Misschien duidt Van Haps hier op Smetius als dominee: de dominee is middelaar tussen God en de mensen, zoals een veerpont tussen twee oevers op en neer gaat. Of misschien is met pond hier het gewicht, belang, bedoeld dat Smetius heeft als dominee?
9 Thales van Milete, vroege 6e eeuw v.Chr., oudste Griekse filosoof.
10 Solon, 640 - 560 v.Chr., Atheens staatsman.
11 Socrates, 470 - 399 v.Chr., Atheens filosoof. Van Haps prijst Smetius niet alleen om zijn heldere uitleg, maar, impliciet, ook om zijn kennis van het Grieks.

 

[Hertaling 1, met behoud van rijm]

Wat voor een pen kan uw groot verstand beschrijven?
Wat voor een geest zal uw roem compleet omschrijven?
    U die tot eeuwige roem grote moeite hebt gehad
    om aan de Bataven toe te kennen de oude Stad;
de Stad waarvan iedereen meende dat het zijn stad was
en waarover bij veel mensen discussie gerezen was:
    u hebt zonder eigenbelang voor haar eer gestreden
    en hebt de oudheidkundige knopen losgesneden.
Goddelijke dichter, diepzinnig verstand,
u hebt, volgens mij, op iedereen de overhand,
    die met grote vlijt en vlotte pennen
    ter ere van onze Stad door de geschiedenis rennen,
die, net als u, gedronken hebben van Castalia's1 nat
om aan de Bataven te geven de oude Stad.
    Zoals Pythagoras2 onderwijst, daarover niet heeft gelogen,
    zo heeft de geest van Tacitus3 zich naar uw lichaam bewogen;
welke geschiedschrijver is u onbekend?
U heb het complete werk van Cicero4 verkend:
    u weet dat de ziel naar iets veel edelers terugkeert,
    niet zoals Pythagoras, maar zoals God-zelf het ons leert,
zodat u, wijze man, begrijpt dat niet zal sterven
wat goddelijk is, wat God zal moeten erven,

    het lichaam keert tot as en tot nietig stof
    maar weet dat niet zal sterven uw naam en uw lof.
Wij staan allen verbaasd dat u op uw oude dag
nog zo'n zware last op uw rug dragen mag,
    maar enthousiasme voor de eer van onze Stad
    zorgde dat uw hals gewillig een juk had.
U doet net als de Zwaan, die, vlak voor haar dood,
op de Maeander5-oever, voor ze haar ogen sloot,
    door de hete zon loopt en het riet inspringt
    en, haar aard volgend, het allerzoetste lied zingt.
U bent de witte Zwaan, die Ovidius6 heeft vergeten,
u volgt Vergilius7, de koning onder de poëten.
    U bent de witte Zwaan, wereldberoemde held,
    die aan de rivier de Waal Gods eer en lof vermeldt,
waar men u toch nog moedig uitleggen hoort
Christus' leer en het goddelijk Woord.
    Wat u , dappere held, ons daar vanaf de kansel geeft
    is het beste, gezien het noodlot, dat u heeft.
U deelt uw balsem uit om geest en ziel te laven,
u wilt niet dat uw pont8 eeuwig zal zijn begraven.
    U openbaart alles wat u gehaald had
    uit boeken, dat dient tot lof van deze Stad.
U vertelt alles wat bij Thales9 heeft ontbroken,
wat Pythagoras heeft gedacht en zwijgend heeft gesproken;
    wat Solon10 heeft gedaan, wat Socrates11 heeft gezegd,
    heeft u voor ons in begrijpelijke taal uitgelegd.
Waarmee kan men het beste uw goede daden belonen?
Men zal u, beste dichter, met een krans bekronen
    van eeuwig lofprijzen, van echte dankbaarheid
    dat u alleen het bent, die mij hierheen heeft geleid,
aan de hand, en mij de naam heeft gegeven
van Nijmegen, die ik zal houden heel mijn leven.
    Ik hoop dat God u voor deze grootse daad als beloning geeft
    dat u altijd in vrede en gezondheid leeft.

1 Castalia is de heilige bron in Delphi. Het water zorgt voor inspiratie bij dichters.
2 Pythagoras, 570 - 500 v.Chr., Griekse filosoof, bekend van de leer van de zielsverhuizing.
3 Publius Cornelius Tacitus, 55 - 115 n.Chr., Romeins geschiedschrijver, belangrijkste bron voor Smetius' Oppidum Batavorum.
4 Marcus Tulliius Cicero, 106 - 43 v.Chr., Romeins staatsman, redenaar en filosoof. Het grote voorbeeld voor het schrijven van Latijn.
5 Maeander, rivier in westelijk Klein-Azië.
6 Publius Ovidius Naso, 43 v.Chr. - 18 n.Chr., Romeins dichter. Referentie is wat duister: in Ovidius' Metamorphoses veranderen drie mannen in een zwaan.
7 Publius Vergilus Maro, 70 - 19 v.Chr., Romeins dichter, schrijver van stichtingsepos van Rome. Van Haps kan ook nog refereren aan Smetius' dichtwerk Triga poetarum (1646) waarin Smetius dichtregels van Vergilius gebruikt voor een lofdicht op Nijmegen.
8 Pont. Referentie is duister. Misschien duidt Van Haps hier op Smetius als dominee: de dominee is middelaar tussen God en de mensen, zoals een veerpont tussen twee oevers op en neer gaat. Of misschien is met pond hier het gewicht, belang, bedoeld dat Smetius heeft als dominee?
9 Thales van Milete, vroege 6e eeuw v.Chr., oudste Griekse filosoof.
10 Solon, 640 - 560 v.Chr., Atheens staatsman.
11 Socrates, 470 - 399 v.Chr., Atheens filosoof. Van Haps prijst Smetius niet alleen om zijn heldere uitleg, maar, impliciet, ook om zijn kennis van het Grieks.

 

[Origineel 2]

Als de Stadt spreckende

Smetii wie zal konnen prijsen
u lof en u eer bewijzen,
    ghy die met grooten arrebeyt
    my weer hebt tot mijn plaets gheleyt.
Op de plaets, daet ick voor desen
ben gheweest en noch sal wesen
    en die ick nu, een langhen tijdt
    was door d'oudheyt gheworden kwijt.
Wie maer van my quam te lesen,
seyt my hare stadt te wesen;
    maer niemant als u cloecke pen,
    ik voor mijn vinder ken.
Sy riepen wel, ick was de haren,
maer sy konden niet verclaren
    ghelijck ghy gheestich hebt gedaen,
    dat ick op soo een plaets most staen.
Die daer niet en was gheleghen
inde Betouw1, maar daert teghen
    op het Fransche2 land en gront
    daer ick nu stae, en doen ook stont.
Ick ben de Stadt, en sal het blijven
Daer van d'oude schrijvers schrijven,
    ick ben de Stadt die met de handt
    Civilis3 selver staeck in brandt.
Ick ben die Stadt en heet Nieumeghen
en ben aen de Wael-kant gheleghen,
    nu aen de Wael, eerst aen den Rhien,
    alwaer men my tot noch can sien.
Ick ben niet Wijck te deur Stede
noch Tyel of Batenborgh4 mede,
    dat doen ter tijdt maer was een gadt,
    maer de Bataviers haren Stadt.
Dit hebt ghy wel overwoghen
eer ghy bent te velt ghetoghen,
    gheleerde man, dat d'uwe was
    daer van men by Tacitum5 las.
Ghy hebt met u kloecke reden6
voor mijn oude eer ghestreden,
    ghy hebt die my deden ghewelt
    grootmoedelick ter neer ghevelt.
Wat voor danck sal ick u gheven?
Als dat ick wunsch dat ghy moeght leven
    in vre, ghesontheyt en voorspoet
    voor al de eer, die ghy my doet.

1 De Betuwe zou het eiland van de Bataven, insula Batavorum, zijn en daarom zou ook Nijmegen, Noviomagus, de stad van de Bataven, in de Betuwe moeten liggen.
2 Franse. Referentie is wat duister: in ieder geval wordt de zuidelijke oever van de Waal bedoeld, die niet meer bij de Betuwe hoort.
3 Julius Civilis stak, als leider van de opstand van de Bataven (69 n.Chr.), Nijmegen in brand, om haar niet in handen van de Romeinen te laten vallen.
4 Batenburg maakt er op grond van de naam (Bataven-burcht) aanspraak op Nijmegen, Noviomagus, de stad van de Bataven, te zijn. Wijk bij Duurstede en Tiel claimen dit op grond van hun ligging in de Betuwe.
5 Publius Cornelius Tacitus, 55 - 115 n.Chr., Romeins geschiedschrijver, belangrijkste bron voor Smetius' Oppidum Batavorum.
6 Reden: Smetius' Oppidum Batavorum.

 

[Hertaling 2, met behoud van rijm]

De Stad spreekt

Smetius, wie zal u kunnen prijzen
en aan u eer bewijzen?
    U, die met grote arbeid
    mij weer naar mijn plek heeft geleid.
Naar de plek, waar ik voor deze
tijd was, en nog zal wezen.
    die plek was ik een lange tijd
    door de loop der jaren kwijt.
Wie er ook maar over mij las,
zei dat ik zijn Stad was.
    Maar niemand, behalve uw verstandige pen,
    die ik als mijn ontdekker erken.
Mensen claimden dat zij de bewoners waren
maar ze konden niet verklaren,
    zoals u slim hebt gedaan
    dat ik op deze plek moest staan;
een plek dan, niet gelegen
in de Betuwe1, maar daarentegen
    op Franse2 land en grond
    waar ik nu sta en toen ook stond.
Ik ben de Stad, en zal het blijven,
waarover de oude schrijvers schrijven;
    ik ben de Stad, die brandde
    door Civilis'3 eigen handen;
Ik ben die Stad en ik heet Nijmegen
en ik ben aan de Waal gelegen;
    eerst aan de Rijn, nu aan de Waal,
    hier ziet men mij allemaal.
Ik ben niet Wijk bij Duurstede,
niet Tiel, niet Batenburg4 alsmede,
    (in die tijd gewoon een klein gat)
    maar van de Bataven de Stad.
U hebt uw denkwerk goed gedaan,
voordat u te velde bent gegaan,
    geleerde man, dat het uw Stad was
    waarover men bij Tacitus5 las.
U heb met uw diepzinninge rede6
voor mijn oude eer gestreden,
    mensen die mij belaagden met geweld,
    hebt u zonder eigenbelang geveld.
Wat voor dank zal ik u geven?
Behalve dat ik wens dat u mag leven
    in vrede, gezondheid en voorspoed,
    voor alle eer die u mij aandoet.

1 De Betuwe zou het eiland van de Bataven, insula Batavorum, zijn en daarom zou ook Nijmegen, Noviomagus, de stad van de Bataven, in de Betuwe moeten liggen.
2 Franse. Referentie is wat duister: in ieder geval wordt de zuidelijke oever van de Waal bedoeld, die niet meer bij de Betuwe hoort.
3 Julius Civilis stak, als leider van de opstand van de Bataven (69 n.Chr.), Nijmegen in brand, om haar niet in handen van de Romeinen te laten vallen.
4 Batenburg maakt er op grond van de naam (Bataven-burcht) aanspraak op Nijmegen, Noviomagus, de stad van de Bataven, te zijn. Wijk bij Duurstede en Tiel claimen dit op grond van hun ligging in de Betuwe.
5 Publius Cornelius Tacitus, 55 - 115 n.Chr., Romeins geschiedschrijver, belangrijkste bron voor Smetius' Oppidum Batavorum.
6 Rede: Smetius' Oppidum Batavorum.

Top


Vertaling: Peter van Haps, Disputatio politica de insula et oppido Batavorum quod Neomagum vocant (Harderwijk 1648)

De onder elk caput toegevoegde noten zijn uit 2017.

Politieke verhandeling over Eiland en Stad (Nijmegen genaamd) van de Bataven

1. De Bataven, zoals Tacitus ons leert, waren vroeger een volksstam van de Catten. Ze zijn door een intern conflict verdreven en hebben Gallië's meest noordelijke streek waar geen mensen woonden, en het Eiland dat tussen de rivierbeddingen lag, in bezit genomen. Om dit Eiland stroomde aan de voorkant de Noordzee en aan de achterkant en de zijkanten de Rijn.1 Zonder twijfel was het deze oeroude wet die de Ansibariërs later de Romeinen voorgehouden hebben: Zoals de hemel gegeven is aan de Goden, zo is het land gegeven aan de menselijke soort: alles wat leeg is, is voor algemeen gebruik.2 De hoofdstad van het volk was Oppidum Batavorum, Stad der Bataven. En dat is Nijmegen, zoals ook Smithius, uitzonderlijk sieraad van die stad, aangetoond heeft.3
1 Tacitus, Historiae IV.12.
2 Tacitus, Annales XIII.55. De Ansibarii, of Ampsivarii, woonden oorspronkelijk aan de Eems. Zij werden verdreven uit hun gebied en wilden zich in Romeins gebied vestigen. Ook de Romeinen verdreven hen, rond 59 na Christus.
3 Johannes Smith, Oppidum Batavorum, seu Noviomagum, Amsterdam 1644, 1645.

2. In het bijzonder onder de Romeinen begon hun moed en roem zich te verbreiden omdat ze VRIENDEN, BROEDERS, BONDGENOTEN van de Romeinen genoemd werden - een onvergelijkbaar voorrecht in die tijd. Ook bleef het eervolle teken van het oude bondgenootschap bestaan: want ze worden niet vernederd door heffingen en geen belastingfunctionaris knijpt hen uit. Ze zijn dus vrijgesteld van lasten en bijdragen en zijn alleen maar bestemd voor gebruik in gevechten: ze worden apart gehouden voor oorlogen.1 Hierdoor waren ze trouw aan de Romeinen, zolang ze gepast werden behandeld. Toen de slavernij werd opgelegd, was hun instelling duidelijk: vrijheid of de dood.2 Ook ons zeer dappere volk had beschermers van de vrijheid, mannen als Claudius3 Civilis.
1 Tacitus, Germania 29.
2 Tacitus, Annales IV.46. Deze passage gaat over Thracische stammen die in opstand komen tegen Rome.
3 Claudius Civilis, tegenwoordig bekend onder de naam Julius Civilis

3. In het voeren van oorlog was niemand beroemder. De ruiterij was meer dan uitmuntend door haar buitengewone passie voor het zwemmen. Met behoud van wapens en paarden overwint zij stromingen, rivieren en alles wat voor anderen onbegaanbaar is.1 In de strijd vechten ze meestal in lijf-aan-lijf-gevechten met een dolk - zo zijn ze jarenlang gedrild - en verminken gezichten. Tacitus beschrijft dit in zijn Agricola als een kenmerk van hen.2
1 Tacitus, Historiae IV.12.
2 Tacitus, Agricola 36.

4. Zo waren ze onder de Romeinen. De heerschappij van de FRANKEN volgde. Zij behandelden hen met dezelfde vriendelijke trouw. En toen langzaamerhand de oude naam verdwenen was, werden ze Franken of Austrasii genoemd. Totdat in de tijd van keizer Karel de Dikke1 - ze waren verspreid over Holland en Utrecht - degenen die we vandaag de dag Betuwenaren noemen, een derde deel van het Bataafse volk dat fier was op zijn ouderdom, een vaste woonplaats gaf.
1 Karel III de Dikke was Rooms Keizer van 881 tot 888.

5. De BETUWE, voornaamste van de vier kwartieren van Gelre en verdeeld in Opper en Neder, heeft NIJMEGEN als hoofdstad. De oorsprong van de naam is vanwege de buitengewone ouderdom onbekend en er wordt zonder resultaat onderzoek naar gedaan. Het is duidelijk uit de oude monumenten dat de stad al lang voor de tijd van Gallienus1 zo genoemd werd.
1 Keizer Gallienus regeerde van 253 tot 268.

6. De positie van Nijmegen onder het Keizerschap, onder de Vorsten en onder de Staten komt hieronder aan bod.

7. Onder het KEIZERSCHAP was het aanzien van Nijmegen in elk opzicht het grootst. Want Karel de Grote verfraaide met veel geld vooral vier steden: Aken, Nijmegen, Ingelheim en Thionville. Aken werd koningsstad, voornaamste zetel van het rijk, eerste residentie van de vorsten, rijkszetel ten noorden van de Alpen en tweede Rome1 genoemd. Nijmegen was de eerstvolgende in rang: daar was het keizerlijk paleis dat Karel had laten bouwen, en aan Nijmegen waren alle voorrechten van Aken geschonken door de keizers. Dus werd het stadsgebied, net als bij Aken, uitdrukkelijk Rijk genoemd. Of met een andere naam Burggraafschap, met de Valkhofburcht als zetel van zijn waardigheid.
1 Begin van een lofzang, hymne, op Aken.

8. Nijmegen kwam onder VORSTEN vanaf 1248, toen keizer Willem van Holland het hele gebied aan Otto III verpand had. Want Frederik II had de burcht al eerder aan Otto II in leen gegeven. Maar die verpanding heeft de vrijheid en voorrechten van de stad niet aangetast. In later tijd hebben veel keizers, Richard, Rudolf I, Albrecht, Lodewijk, Karel IV, Wenceslaus, Frederik II en Karel V, deze voorrechten bevestigd en zelfs aanzienlijk vergroot. Als gevolg hiervan bleef Nijmegen zelfs na de verpanding als keizerlijke stad onder de bescherming en beschutting van het Roomse Rijk staan. Dit toont de oorkonde van Rudolf I van 231 september 1282.
1 23 september moet zijn 21 september.

9. Gebruikelijk voor vorsten: de voorrechten van het volk op verschillende manieren beknotten.Want alleenheerschappij en vrijheid zijn bijna onverenigbaar.1 Vandaar de machtsspelletjes van graven en hertogen, waarmee ze NIJMEGEN, die vrije en door zijn keizerlijke rechtbank en voorrechten assertieve stad, bevochten. En onbeduidende dingen, een titel van een erfelijk vorst, zijn met andere zaken makkelijk genegeerd. Maar de vrijheid kon met geen enkele inspanning verdraaid worden, zelfs niet met bedreigingen. Niet zelden zijn er vorsten tot de orde geroepen omdat ze gevaarlijk waren voor de vrijheid. De Nijmegenaren hebben Reinoud I, Reinoud III en Arnold van Egmond namelijk afgezet. Toen Karel, de laatste van het huis van Egmond, een meedogenloze bedreiging voor de vrijheid en de voorrechten werd, namen de burgers de wapens op en lieten hem zien dat bij hen de macht over de stad lag.2 In deze onderhandeling was de rol van burgemeester Jacob Canis speciaal. Over hem riep Karel op het eind van zijn leven uit: "Canis, vuilbekkende hond,3 jij hebt mij beroofd van mijn bezittingen en mijn onderdanen, en nu duik je ook nog op mijn uitgerukte hart."
1 Tacitus, Agricola 3.
2 1530. Karel van Egmond was van 1492 tot 1538 hertog van Gelre.
3 Canisius is de gelatiniseerde vorm van de naam Kanis, Kanys of Kannees. Karel associeert Canisius met het Latijnse woord canis. Canis betekent hond.

10. In al zijn vrijheid bewees het volk de vorsten zeer grote trouw en eerbied. Want nooit konden de Nijmegenaren met gulle beloftes van keizers overgehaald worden om Gelre vaarwel te zeggen en terug te keren in het keizerrijk. En vooral hun vlammende voorliefde voor het huis van Egmond leeft in de herinnering voort.

11. De voorrechten van de stad zijn heel uitgebreid en uitzonderlijk: het recht om munten te slaan, naar eigen goeddunken wetten aan te nemen of af te schaffen, talrijke vrijstellingen van betalingen in Gelre, het keizerrijk, Brabant, Kleef, Holland, Zeeland en het bisdom Luik, tolheffing en bestuur in het Maas-Waal-gebied, verdrag met de Hanze en alle koninklijke rechten die toekomen aan de vrije Rijkssteden.

12. Een heel verstandig bestuur, volgens de oude gebruiken uit de vooraanstaanden van de stam en de flinksten uit het gewone volk.1 Vierentwintig Raadsleden en twee Burgemeesters. Het volk is verdeeld in verenigingen en gildes. Speciaal het Sint Nicolaasgilde, tweehonderd man met vergaande macht, bestuurde met de raadsleden de stad. In het burgerrecht was er beroep mogelijk bij het hof in Aken; in het strafrecht was er geen beroep. Kortom, de hoogste macht over heel de stad lag bij de magistraten: aan de vorsten werd de vrijheid gelaten een besluit goed te keuren maar zij konden volgens de wetten zich daar niet op beroepen.
1 Tacitus, Historiae IV.14..

13. Nijmegen viel vanaf 1591 onder de STATEN van het verenigde Nederland. En vanaf die tijd bezette zij onder de steden de eerste plaats en had ze het recht als eerste te stemmen. Toen is de bestuursvorm in sommige opzichten ook veranderd: de broederschappen zijn opgeheven, in plaats van het Sint Nicolaasgilde zijn er tweeëndertig Gemeenslieden gekomen. Tijdens de oorlog met Spanje lag de keuze van de vrijgekomen raadszetels volgens afspraak bij de stadhouder.

14. Deze stad heeft in al die eeuwen zware rampen doorstaan. Ze is geplunderd en in brand gestoken door Claudius Civilis, door de Noormannen en door Godfried van Lotharingen.1 Tweemaal is ze door het keizerrijk verpand.2 Ze werd geplaagd door de burgeroorlogen tussen Reinoud en Eduard.3 En terwijl ze zich meer dan zestig jaar het huis van Egmond beschermde, hebben volgens de geschiedschrijving bijna alle Nijmeegse families belangrijke leden verloren. Zwaarder nog dan al deze ellende was de Spaanse slavernij die zes jaar heeft geduurd.4 De hierop volgende vrijheidsoorlog drukte op geen enkele stad zwaarder dan op deze, omdat zij grenst aan vijandige volken.
1 In 69, in 838 en 880 en in 1047.
2 In 1247 en in ?.
3 De strijd tussen de Bronkhorsten en Heeckerens, 1349-1361 en 1372-1376.
4 1585-1591.

15. Deze lotgevallen hebben de stad onstuimig in de oorlog gemaakt. Dit bevestigen de vaderlandse geschiedenis en de overwinningen die met vaak maar enkele soldaten op grote koningen behaald zijn. Om deze militaire vorming in stand te houden zorgden heilzame wetten ervoor dat elke burger een volledige persoonlijke wapenrusting bezat.1 En telkens als er voor het vaderland gestreden moest worden, leverden alle burgers bereidwillig en enthousiast wapens, mankracht en geld, want ze herinnerden zich de opmerking van Cerealis die tegen de Bataaf Claudius Civilis vocht: "Vrede tussen volken kan niet bestaan zonder wapens, wapens niet zonder soldij, soldij niet zonder belastingen."2
1 Volgens een wet uit 1422, vermeld in Smetius, Oppidum Batavorum, p. 121.
2 Tacitus, Historiae IV.74..

Top


Vertaling: wijdingsbrief Hornius, Dissertationes historicae et politicae (Leiden 1655 = Leiden/Rotterdam 1668)

Aan de edelachtbare en hoogverheven bestuurders van het gymnasium van het Nijmeegse kwartier

Waarom ik meende aan u dit dunne werkje te moeten opdragen? De reden die mij daartoe heeft verleid, bood zich buiten alle verwachtingen om aan mij aan en deze reden had ik eerder gevonden dan dat ik ernaar op zoek was. Want onlangs ben ik van de universiteit van Harderwijk naar Leiden geroepen en rond dezelfde tijd deed het verhaal de ronde dat er intussen een nieuw gymnasium in de bloeiende stad Nijmegen werd opgericht.

Uw respectvolle en vriendelijke brief aan mij bevestigde dat gerucht. In deze brief biedt u mij met grote nadruk een dubbele aanstelling aan. Dit overviel me volkomen onverwacht maar ik kan niet anders zeggen dan dat het meer dan verheugend is dat ik door belangrijke en oordeelkundige mannen uitgezocht was om samen met anderen zogezegd de fundamenten te leggen van het nieuwe gymnasium.

Overigens, omdat rond dezelfde tijd de drukker klaar was met dit werkje en er, zoals de gewoonte is, over de opdracht erin nagedacht werd, liet uw brief me niet lang twijfelen. Want voor wie zijn deze schrijfsels die in Gelre het licht hebben gezien en die voor het grootste deel Gelderse steden en onderwerpen behandelen, beter bestemd, dan voor de voornaamste stad van dat volk, dan voor de beroemde stad der Bataven, dan voor de bestuurders van het nieuwe Gymnasium?

Omdat in deze eeuw vol oorlogsgeweld en onzekerheid de menswetenschappen langzamerhand uitdoven en alles overhelt naar aloude barbarij, kan ik alleen maar volmondig instemmen met de prijzenswaardige zorg en betrokkenheid van bestuurders die nadenken over het uitbreiden van scholen en gymnasia. Dit met de bedoeling dat de Muzen die in politiek overleg geen stem hebben, door dat enthousiasme tot rust komen, en dat uitmuntend talent - als dat er nog is - aangespoord wordt door de hoop op beloningen en in die kweekscholen beschermd wordt tot betere tijden in de toekomst.

Hier kwam als tweede het bewijs van uw grote genegenheid voor mij bij, namelijk dat u in dit lastige jaargetijde - nu u overigens ook druk met grote staatszaken bent - Leiden wilde bezoeken en met mij persoonlijk wilde praten over het loflijke aanbod van het kwartier van Nijmegen. Door deze buitengewone beleefdheid heeft u mij in het lastige parket gebracht dat ik niet aan de geur van ondankbaarheid kan ontkomen tenzij ik een toegankelijk geschrift als bewijs achterlaat, hoezeer ik me aan u verplicht voel. Toch kan dát niets toevoegen aan uw aanzien. Maar mijn gevoelens voor u, de eerbied, de wetenschappelijke inhoud en de stijl zullen in elk geval dit eenvoudige geschenkje compenseren.

Edelachtbare en hoogverheven Heren,
Ik hoop dat GOD, de Beste en Grootste, u voor altijd behoedt tot heil voor stad en letteren en dat hij al uw plannen genadig steunt.

Leiden, 1 januari 1655

Top


Mochten er onverhoopt rechten overtreden worden op/door/met deze site, stuur dan even een mailtje zodat de plooien recht kunnen worden gestreken.


© Leo Nellissen 2017-
www.stilus.nl