Johannes Smetius pater


Drempeldicht van Johan Smith (Johannes Smetius) in: Wernher Teschenmacher, Annales Cliviae, Iuliae, Montiae, Marchiae, Ravensburgiae antiquae et modernae, Arnhem 1638

originele uitgave 1638
heruitgave 1731
Latijnse tekst
vertaling
toelichting
home

Top


Originele uitgave 1638

Top


Heruitgave 1731

Top


Latijnse tekst

[pagina (?)(?) recto en verso]

Celsissimo et Illustrissimo Principi
Domino Domino
Frederico Guilielmo
Marchioni Brandeburgico, Electoratus Imperialis etc Ducatus Prussiae, Juliacensis, Clivensis, Montium etc Haeredi
Super Historia Clivensi,
Ipsius Celsitudini nuncupata

 
 
 
 
5
 
 
 
 
10
 
 
 
 
15
 
 
 
 
20
 
 
 
 
25
 
 
 
 
30
 
 
Magne juventutis Princeps, cui destinat uni
    Post Patrem fasces Clivia laeta suos.
Illa armis opibusque potens, atque ubere gleba
    Dives, et omnigeno flore superba virûm,
Unam quam Rhenus pleno Pater irrigat alveô,
    Non alibi placidus non tumidusvè magis.
Hoc tantum infelix Regio, primordia gentis,
    Historiae ignoret quod rudis ipsa, suae:
Quodque diu trepidet turbantibus undique bellis,
    Dum Mars vicino fervidus orbe furit.
Te Duce nunc alius rerum promittitur ordo,
    Et novus Historiae te Duce surgit honos.
Quae praelustre tuum jam praefert pagina nomen,
    Non dubias infert in loca coeca faces,
Non vetus hic canitur vulgati fabula cygni,
    Quam nimium simplex plebs celebravit avem.
Altius et prima currunt ab origine fasti,
    Et discit cunas patria terra suas.
Hic Celtam, Cimbrumque vides celebremque Sicambrum,
    Gugernumque senem, qui tua rura colit.
Quáque arat hîc aut bella movet Germana juventus,
    Romulidumve manus, utraque ripa tua est.
Quaeque olim hostili certabant utraque ferro,
    Nunc socias tendunt ad tua jussa manus.
Nil interruptâ serie, longo ordine, rerum,
    In proavis dominos, hîc, Frederice, legis.
Quaeque illi praeclara togâ, praeclara sagoque,
    Seu gessere domi, sive decora foris.
Et quae multa prius tenebris damnata jacebant,
    Nunc priscum repetunt hîc renovata decus.
Mox optata diu Patriae Pax optima rerum,
    Te Duce quando redit, bis Fredericus eris.

J. Smith Pastor Ecclesiae
Neomagensis

Top


Vertaling van het Latijnse gedicht

Voor de verheven en voortreffelijke Vorst en Heer
mijnheer Frederik Willem,
markgraaf van het keurvorstendom Brandenburg enzovoorts,
erfgenaam van de hertogdommen Pruisen, Gulik, Kleef, Berg enzovoorts,

Over de aan haar Vorst aangekondigde Geschiedenis van Kleef

 
 
 
 
5
 
 
 
 
10
 
 
 
 
15
 
 
 
 
20
 
 
 
 
25
 
 
 
 
30
 
 
Grote Leider van de jeugd, slechts voor u, als zoon van wie u voortbracht,
bestemt de stad Kleef verheugd de heerschappij en de opperste macht.
Zij, sterk door wapens en geld, en vol overvloed en goed toegerust
door weide, akker en veld, en door haar fleur van kerels zelfbewust,
krijgt water van Vader Rijn: de gang van die volle, brede rivier
is nergens zo kalm en fijn, nergens meer ingetogen gelijk hier.
Triest is dit Land slechts hierin: omdat het steeds maar aan het raden is
naar zijn allereerst begin, onbekend met d'eigen geschiedenis.
En omdat het beeft en rilt door chaos, oorlog overal, geweld,
zolang Mars, razend en wild, door alle gebieden in de buurt snelt.
Maar nu, met u als Leider, begint een nieuwe orde te gloren.
en nu, met u als Leider, laat de historie zich eervol horen.
Dit papier en dit gedicht tonen uw beroemde naam met woorden
en schijnen een helder licht op donkere en duistere oorden;
hier niet de oude mythe over de algemeen bekende zwaan
die door de niet-elite met haar verering is blijven bestaan.
Over het eerste begin, een ver verleden, spreken de boeken,
het vaderland leert erin zijn oorspronkelijke wieg te zoeken.
Hier ziet u Cimber en Kelt en de veelgeroemde Sicambriër
en de werker op uw veld, de oude en rijpe Cugerniër.
Waar zij met hun ploeg komen of waar er oorlog is door de Germaan
of door het volk van Rome: beide oevers zijn deel van uw bestaan.
Beide groepen, elk apart, vochten onderling in het verleden,
nu, met liefde in het hart, op uw bevel, kiest men voor de vrede.
De geschiedreeks is constant, gebroken op geen enkele manier,
en de Heren van het Land leest u, Frederik, in uw stamboom hier.
Zij hebben daden verricht, eervolle, als burger en als soldaat,
verder weg, buiten het zicht, evenals hier thuis, in de eigen staat.
Veel daden uit vroeger tijd, lagen in diepe duisternis verdoemd;
ze eisen zonder respijt hun eer terug, door ouderdom beroemd.
De beste Vrede komt vlug (Vaderlands verlangen ernaar is oud)
met u als Leider terug: tweemaal wordt u als Frederik beschouwd.

Johan Smith, predikant te Nijmegen

Top


Toelichting

Smetius heeft bovenstaand gedicht geschreven als drempeldicht voor het grootse geschiedwerk over Kleef, Gulik en Berg van zijn oud-collega Werner Teschenmacher. Teschenmacher en Smetius zijn beide in 1614 in Sittard als predikant werkzaam geweest. Ze zullen elkaar ook wel gekend hebben van hun opleiding (rond 1610) aan de Universiteit van Heidelberg. Smetius is later in Nijmegen terecht gekomen en Teschenmacher via Kleef en Emmerich in Xanten. De (plaatselijke) Romeinse geschiedenis was een gemeenschappelijke interesse.

Het gedicht is een lofrede op Kleef en tegelijkertijd een lofrede op Frederik Willem van Brandenburg, de grote Keurvorst. Frederik Willem (* 1620) verbleef tussen 1634 en 1638 in de Nederlanden: hier was hij veilig voor de oorlogen in zijn vaderland.

Smetius schildert in een paar regels (3-6) een trotse stad die gebukt gaat onder haar onbekende verleden (7-8) en onder de oorlog (9-10). Frederik maakt een einde aan de oorlog en hij is de kroon op de geschiedenis (11-12).
    In 13-23 passeren de oude Germanen en ook de Romeinen de revue - de sage van de Zwaanridder wordt als volks en niet interessant terzijde geschoven - en Frederik treedt op als brenger van vrede en als nazaat van de vroegere heersers (24-30).
    De lovende woorden tot Frederik in de eerste twee verzen worden herhaald in de laatste twee. Frederik wordt hier aangesproken als Frederik de nieuwe vorst maar ook, op een tweede niveau (bis; 32), als Vredestichter: Smetius speelt hier een spel met de naam Friedrich, Frederik, Fredericus, en het woord Friede, Vrede, Pax.
    Opvallend genoeg kan deze tweede betekenis in Smetius' Latijnse gedicht alleen begrepen worden door de lezer die het (Neder-)Duits machtig is!

Smetius heeft zijn gedicht in elegische disticha geschreven. Een distichon is een klassiek Latijnse versmaat die bestaat uit een hexameter gevolgd door een pentameter. Deze twee versregels vormen inhoudelijk een afgesloten eenheid.
    In de vertaling is gekozen voor rijm en voor een vast aantal lettergrepen. De zeventien lettergrepen is het maximum aantal waaruit een hexameter kan bestaan, en het rijm laat elk distichon ook in het Nederlands een eenheid zijn. Het rijm in de zevende lettergreep is gebaseerd op de caesuur na de arsis van de derde voet. Op deze manier rijmen ook de middeleeuwse Leonijnse verzen. Bijvoorbeeld Roma, caput mundi, regit orbis frena rotundi, Rome, het hoofd van de aard, dat de orde op de wereld bewaart.
    Inspiratiebron voor deze manier van vertalen is de Ovidius-bewerking van
Charivarius, Herscheppingen, vrij naar Ovidius, Haarlem 1926.

Top


Met dank aan Lucette Meijer-Van Gorp voor haar commentaar.

Mochten er onverhoopt rechten overtreden worden op/door/met deze site, stuur dan even een mailtje zodat de plooien recht kunnen worden gestreken.


© Leo Nellissen 2014