Johannes Smetius pater


In Sylvam-Ducis / Op Den Bosch

artikel Bossche Bladen
originele uitgave 1648
Latijnse tekst | vertaling
home

Top


Artikel Bossche Bladen

In Bossche Bladen, 15 (2013) p. 24-27, is een inleiding op en tekst met vertaling van Smetius' gedicht In Sylvam-Ducis, urbem Brabantiae primariam uit 1648 verschenen. Artikel.

Regels 25 en 26 zijn niet correct vertaald. Frans Slits heeft de oplossing aangereikt. De nieuwe vertaling luidt:
             Je ziet me soms als heerseres te midden van de golven
                 en soms zijn er alleen maar vette weiden zichtbaar.

Een alternatief voor regels 1 en 2 kan zijn:
             Terwijl de macht te Teisterbant en Brabant werd gegeven
                 aan Oostenrijk door eikenwoud en woeste grond,

De huidige vertaling staat hieronder.

Top


Originele uitgave 1648

Universiteit van Tilburg; KOD 030 A 240; 323 x 390 mm.
Foto: Leo Nellissen.

Top


Latijnse tekst

In Sylvam-Ducis Urbem Brabantiae Primariam, etc.

Dum Teisterbantos, dum Brachbantosque Dynastas,
    Austrasiis quercus atque novale dabant,
Sylva fui, Dominae nemorum dilecta Dianae,
    Et dilecta meo frondea Sylva Duci.
Sylva Ducis, saltus omnes super una vocabar,
    Atque decus Domini non leve nomen erat.
Successere domus, lucis venator oberrans,
    Abripitur pulchri commoditate loci.
Quaeque ferae nuper posuere cubilia, sedes
    Ille suas rigua figere gestit humo.
Paulatimque alii vicos et compita condunt;
    Moenibus haec cinxit mox pia cura Ducis.
Mansit idem nomen, multâ velut arbore quondam,
    Sic et cive frequens nunc quoque Sylva vocor.
Sex patriae Dominas, imo vel quatuor inter
    Urbes, eximium tollo Tetrarcha caput.
Sunt Castra et Pagi centum, sunt oppida muris
    Cincta, sibi a nobis qui sua iura petunt.
Quos resides vocat ad subsellia nostra viator,
    Et stant judicio millia plura meo.
Non urbs est toto Batavorum foedere, pagi
    Cui totidem, aut major pareat ora soli.
Plura fluenta vides. Hîc Dommela jungitur Adae,
    Et Diesae nostro volvitur urna sinu.
Est cum me mediis dominantem cernis in undis,
    Est cum nil praeter pascua laeta vides.
Miratusque vices, ultro novus advena juret,
    Non urbs haec, nuper quae mihi visa fuit.
Quis numeret pontes? Quam multa Ciconia ripis
    His volat, exemplo quae docet esse pis?
Templa notat Pictor cultu devota Tonantis,
    Hîc et quod stupeat, quodque imitetur habet.
Suggestus, mediasque vias scandentia Civis
    Clara procul patrio tecta nitore colit.
Plurimus hic opifex cultrisque acubusque superbit
    Sudat et artifici daedala cura manu.
Quâ tumido Rhenus, vel qua Mosa flumine currit,
    Noster, et immunis navita vela facit.
Ipsa meo secura situ ceu terminus, una
    Adversus Batavos prodigiosa steti.
Incassum duris bis oppugnata catervis,
    Me velut invictam miles utrinque canit.
Ut tamen hos aditus tria propugnacula firment,
    Obicis impatiens rupit et ista Leo.
Fata viam Henrico monstrant, hîc fossa, palusque
    Pervia, victori valla superba favent.
Undis imposuit terras et flumina terris,
    Et Dryades sociant, Naïadesque manus.
Portaque nunc Batavis ero, quâ pronumque supinet,
    Hinc Tungrus nobis, hinc Grudiusque caput.
Bis tria stant Batavi me propugnacula circum,
    Quo late hostiles subruat arte minas.
Pro tribus Hispani, me bis tribus ille tuetur,
    Bis ut sim Batavo charior ergo meo.
Arctius ut fidei religet quoque pectora vinclum,
    In partes Batavus foedera tota vocat.
Usipetes Frisiis juncti, Saliisque Tubantes,
    Septeni sociant enthea corda chori,
Undique nunc facto properant velut agmine Mystae,
    Purior ô templis lux oriare meis.
Coelica lux mediis hominum splendesce tenebris,
    Et sanctus fidei corda perurat amor.
Ut Christus regnet victor, Deus imperet unus,
    Pacis et omnigenae stet, vigeatque decus.
Nec sit causa mihi, nostris neu finibus unquam,
    Cur totidem repetant moenia nostra Patres
.

Sylvae-Ducis scribebat I. Smith.

Noviomagi. Typis Nicolai ab Hervelt, Anno 1648

Top


Vertaling

Onderstaande vertaling is verbeterd ten opzichte van de publicatie in Bossche bladen; zie hierboven.

Op 's Hertogenbosch, de voortreffelijke stad van Brabant enzovoorts

Terwijl de macht te Teisterbant en Brabant werd gegeven
    aan Oostenrijk door eikenwoud en woeste grond,
bestond ik als Den Bosch, geliefd als loof-Bosch bij m'n Hertog
    en ook geliefd bij heerseres van 't woud Diana.
Des Hertogsbosch als beste van de bossen heette ik.
    de naam van deze Heer was geen geringe eer.
Bewoning volgt: een jager dwaalde door het bos en is
    verkocht door mijn geschikte, schitterende plek.
Recent nog leefden hier veel wilde dieren; nu wil hij
    een eigen woonstee plaatsen op de vochte grond.
Geleidelijk dan zorgen anderen voor wijk en straat;
    des Hertogs goede zorg omringt het al met muren.
De naam blijft: vroeger stond ik vol met bomen en op die
    manier nu vol met burgers word ik Bosch genoemd.
Te midden van zes heersers over 't vaderland, ja zelfs van
    vier steden hef ik, vorst, mijn hoofd hoog, machtig hoog.
Een honderd steden, dorpen zijn er, plaatsen sterk ommuurd:
    aan ons ontlenen zij hun rechtssysteem en wetten.
Een klager reist naar mijn gerecht als d' eigen stad te traag is;
    ontelbaar velen wenden zich tot onze rechtbank.
In heel de bond van de Bataven is geen stad aan wie zo
    veel dorpen of een groter grondgebied gehoorzaamt.
Je ziet hier grote aantallen rivieren. Dommel mondt
    uit in de Aa. En Dieze's kruik vult onze schoot.
Je ziet me soms als heerseres te midden van de golven
    en soms zijn er alleen maar vette weiden zichtbaar.
Respectvol en van harte zweert de nieuweling zijn eed,
    en dit is niet de stad zoals ze mij pas scheen.
Wie kan de bruggen tellen? Hoeveel ooievaars zijn er op
    die oevers? Voorbeeld zijn ze voor de vrome mensen.
De schilder beeldt de kerken af, gewijd aan d' Oppergod,
    en hier vindt hij wat hem verbaast en wat hij navolgt.
De burgerman waardeert de daken, schitterend van verre
    door aloud aanzien, boven gevels, boven straten.
Veel kunstenaars zijn hier vol trots op naald en schaar en draad,
    en aandacht spant zich in met meesterlijke hand.
Zowel de Rijn als Maas gaan hier voorbij, in kolkend bed,
    en onze vrije schipper geeft de wind het zeil.
Als grensstad, veilig door mijn plaats en ligging, was ik voor
    Bataven tegelijkertijd een voorteken.
Vergeefs belaagden wrede, harde troepen mij toen tweemaal;
    soldaat van beide kant bezong me, ongeslagen.
Drie bastions versterken toch de toegangspoorten, maar
    de Leeuw verbreekt vol ongeduld die tegenstand.
Aan Hendrik toont het lot de weg en hier zijn gracht en pad
    door broek en hoge dijken gunstig voor de held.
Hij plaatste op het water aarde en op aarde water
    en boom- en waternimfen schoten hem te hulp.
En nu zal ik de poort voor de Bataven zijn: van ons
    weg draaien Tongeren en Brugge snel het hoofd.
Zes sterke bolwerken van de Bataaf staan rondom mij
    en graven listig onder vijands dreiging door.
Met tweemaal drie beschermt Bataaf me tegen Spaanse drie;
    ik ben dus tweemaal zo geliefd bij mijn Bataaf.

Bataven noden elk verdrag uit oorlog mee te voeren
    om harten, trouwe banden, nauwer te verbinden.
De Usipeten met de Fries, Tubant met Saliër:
    hun plechtig enthousiasme geldt dezelfde zaak.
Van overal nu trekken snel de Eedgenoten op.
    Verschijn dan, Licht, dat kuiser dan mijn kerken is.
Beschijn de menselijke duisternissen, hemels Licht,
    verbrand de harten, vrome liefde van 't geloof.
Dan heerst als winnaar Christus, dan is God alleen de keizer,
    dan is er vrede en dan bloeit moraal en deugd.
Ik hoop dat er voor mij en mijn gebied nooit reden is
    waarom de Staten telkens weer mijn muur bestormen.

's-Hertogenbosch, Johannes Smith
Nijmegen 1648, drukkerij Nicolaas van Hervelt

Top


Mochten er onverhoopt rechten overtreden worden op/door/met deze site, stuur dan even een mailtje zodat de plooien recht kunnen worden gestreken.


© Leo Nellissen 2013-