Hieronder volgt een kopie van de krijgsdaden van de vergoddelijkte Augustus waarmee hij de wereld onder het gezag van het Romeinse volk bracht en van de uitgaven die hij gedaan heeft voor de staat en het Romeinse volk. Deze daden en uitgaven zijn aangebracht op twee bronzen zuilen die in Rome zijn opgesteld.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
1
Toen ik negentien jaar was heb ik op eigen initiatief
en met mijn eigen financiële middelen een leger op de been
gebracht, waarmee ik de staat, die onderdrukt werd door de
willekeur van een politieke partij, bevrijd heb.
Hierdoor
heeft de senaat mij, tijdens het consulaat van Gajus Pansa en
Aulus Hirtius, in eervolle bewoordingen opgenomen in zijn
midden. Hij gaf mij het recht om tegelijk met de consuls het
woord te voeren en de hoogste militaire macht.
Tegelijk
beval de senaat mij er in de rang van propraetor met de
consuls op toe te zien dat de staat geen schade zou
lijden.
Maar het volk koos mij in datzelfde jaar, toen
allebei de beide consuls gesneuveld waren, tot consul en tot
één van de drie leden van de commissie tot inrichting van de
staat.
2
De moordenaars van mijn vader heb ik verbannen.
Hun misdaad heb ik gewroken door wettige gerechtelijke
uitspraken en naderhand heb ik hen twee keer in een veldslag
overwonnen, toen zij de staat beoorloogden.
3
Vaak heb
ik, te land en ter zee over de hele wereld, oorlog gevoerd in
binnen- en buitenland en als ik overwon heb ik alle burgers
die om genade smeekten gespaard.
Met vreemde volken wilde
ik liever op goede voet staan dan hen vernietigen als hen
veilig vergiffenis geschonken kon worden.
Ongeveer 500.000
Romeinse burgers hebben als soldaat onder mij gediend. Voor
heel wat meer dan 300.000 van hen heb ik na hun diensttijd
koloniën gesticht of ik heb hen teruggestuurd naar hun eigen
steden. Ik heb hen allemaal land toegewezen of geld geschonken
als beloning voor hun tijd in het leger.
600 schepen heb ik
buitgemaakt, afgezien van alle schepen kleiner dan
drieriemers.
4
Twee keer heb ik te voet een triomftocht
gehouden en drie keer in een wagen. Eenentwintig keer heb ik
de eretitel 'imperator' gekregen. Van alle andere
triomftochten, die de senaat voor mij in gedachten had, heb ik
afgezien. Ik heb de lauriertakken om de roedenbundels
neergelegd (in de tempel) op het Capitool na inlossing van de
door mij in ieder oorlog afgelegde geloften.
Wegens mijn
krijgsverrichtingen, die door mij of door mijn commandanten
onder mijn verantwoordelijkheid te land en ter zee met succes
zijn uitgevoerd, heeft de senaat vijfenvijftig keer tot een
dankfeest voor de onsterfelijke goden besloten. Maar er waren
890 dagen, waarop volgens senaatsbesluit een dankfeest werd
gehouden.
In mijn triomftochten zijn negen koningen en
prinsen voor mijn wagen uit gevoerd.
Op het moment dat ik
dit schreef was ik dertien keer consul geweest en had ik voor
het zevenendertigste jaar de macht alsof ik volkstribuun
was.
5
De alleenheerschappij, die tijdens het consulaat
van Marcus Marcellus en Lucius Arruntius door zowel het volk
als de senaat aan mij (zowel tijdens mijn afwezigheid als toen
ik in de stad was) werd aangeboden heb ik niet aangenomen.
Ik heb de graanvoorziening in een periode van groot tekort aan
koren ter hand genomen. En deze graanvoorziening heb ik op
eigen kosten en in eigen beheer zo georganiseerd dat binnen
een paar dagen alle burgers van de heersende angst en
beproeving bevrijd waren.
Ook het jaarlijkse consulaat, dat
mij toen voor de rest van mijn leven werd aangeboden, heb ik
niet aangenomen.
6
Ik heb tijdens het consulaat van
Marcus Vinicius en Quintus Lucretius, daarna tijdens dat van
Publius Lentulus en Gnaeus Lentulus en ten derde male tijdens
het consulaat van Paullus Fabius Maximus en Quintus Tubero
geen enkel ander ambt dat mij aangeboden werd en dat in strijd
was met de gewoonten van onze voorouders aangenomen, toen de
senaat en het volk van Rome gezamenlijk van mening waren dat
ik, zonder collega, gekozen moest worden als hoogste
autoriteit voor de controle op wetten en zeden.
De taken
die de senaat toentertijd door mij uitgevoerd wilde zien
worden, heb ik voltooid met de macht die ik had alsof ik
volkstribuun was. Hierbij heb ik uit eigen beweging vijf keer
bij de senaat om een collega-volkstribuun gevraagd en die heb
ik ook gekregen.
7
Tien jaar onafgebroken ben ik één van
de drie leden van de commissie tot inrichting van de staat
geweest.
Veertig jaar ben ik 'princeps senatus' geweest tot
op de dag waarop ik dit schreef.
Verder ben ik
opperpriester geweest, lid van het priestercollege van de
'augures', lid van het priestercollege van vijftien, lid van
het priestercollege van zeven, lid van het priestercollege van
de 'Fratres Arvales', lid van het priestercollege van Titus
Tatius en lid van het priestercollege van twintig.
8
Op
bevel van de senaat en het volk heb ik tijdens mijn vijfde
consulaat het aantal patriciërs vergroot.
Drie keer heb ik
de lijst van senatoren herzien. En in mijn zesde consulaat heb
ik met mijn collega Marcus Agrippa een vermogensschatting
onder het volk gehouden. Na tweeënveertig jaar heb ik weer een
zoenoffer gebracht. Bij dit zoenoffer zijn 4.063.000 Romeinen
geregistreerd.
De tweede keer heb ik op grond van mijn
consulaire macht alleen een zoenoffer gebracht tijdens het
consulaat van Gajus Censonnus en Gajus Asinius; bij dit
zoenoffer zijn 4.233.000 Romeinen geregistreerd.
De derde
keer heb ik op grond van mijn consulaire macht samen met mijn
zoon Tiberius Caesar als collega een zoenoffer gebracht
tijdens het consulaat van Sextus Pompeius en Sextus Appuleius;
bij dit zoenoffer zijn 4.937.000 Romeinen
geregistreerd.
Middels op mijn initiatief ingevoerde nieuwe
wetten heb ik veel, in onze tijd in vergetelheid geraakte,
voorbeeldige gewoonten van onze voorouders nieuw leven
ingeblazen. Ook zelf heb ik voor het nageslacht veel
navolgenswaardige voorbeelden nagelaten.
9
De senaat
heeft verordend dat de consuls en priesters om de vijf jaar
offers voor mijn welzijn moesten brengen. Op grond van deze
geloften hebben tijdens mijn leven zowel de vier belangrijkste
priestercolleges als de consuls herhaaldelijk spelen
georganiseerd.
Maar ook alle burgers hebben, privé of als
stad, eensgezind en onophoudelijk in alle tempels voor mijn
welzijn gebeden.
10
Op grond van een senaatsbesluit is
mijn naam ingevoegd in het 'camen Saliare' en het ligt bij wet
vast dat ik voor eeuwig onschendbaar ben en dat ik zolang ik
leef de macht die hoort bij het ambt van volkstribuun
heb.
Toen het volk mij het priesterschap dat ook mijn vader
had bekleed aanbood, heb ik geweigerd opperpriester te worden
in de plaats van de nog levende opperpriester. Ik heb het een
aantal jaren later aangenomen tijdens het consulaat van
Publius Sulpicius en Gajus Valgius, toen de man die er zich
meester van had gemaakt tijdens de burgertwisten was
gestorven. Uit heel Italië stroomde toen in Rome een
mensenmassa bijeen voor mijn verkiezing; de grootste, zegt
men, tot dan toe.
11
De senaat heeft als dank voor mijn
terugkeer bij de porta Capena, vóór de tempel van Eer en Deugd
een altaar gewijd aan Fortuna de Terugbrengster. Hij heeft
priesters en Vestaalse maagden opdracht gegeven op dat altaar
jaarlijks een offer te brengen op de dag van mijn terugkeer
naar Rome vanuit Syrië tijdens het consulaat van Quintus
Lucretius en Marcus Vinicius. De senaat gaf deze dag, naar
mijn bijnaam, de naam 'Augustalia'.
12
Op de invloed van
de senaat is een deel van de praetoren en volkstribunen met
consul Quintus Lucretius en andere aanzienlijke burgers mij
tegemoet gestuurd, richting Campanië. Deze eer is tot nu toe
aan niemand anders toegekend.
Toen ik tijdens het consulaat
van Tiberius Nero en Publius Quintilius na voorspoedig
verlopen veldtochten vanuit de provincies Spanje en Gallië
naar Rome terugkeerde, besloot de senaat als dank voor mijn
terugkeer op het Marsveld een altaar te wijden aan de Vrede
van Augustus. Hij heeft magistraten, priesters en Vestaalse
maagden opdracht gegeven op dat altaar jaarlijks een offer te
brengen.
13
Toen ik 'princeps senatus' was, heeft de
senaat het heiligdom van Janus Quirinus drie keer laten
sluiten. Onze voorouders wilden dat de deuren gesloten waren
wanneer er in het hele rijk van het Romeinse volk, te land en
ter zee, door overwinningen vrede heerste. Men zegt dat dit
heiligdom tussen de stichting van Rome en mijn geboorte
slechts twee keer gesloten is geweest.
14
De senaat en
het volk van Rome hebben Gajus en Lucius Caesar, mijn zoons
die het lot mij op jeugdige leeftijd ontrukt heeft, ter mijner
ere op veertienjarige leeftijd tot consuls aangewezen met de
restrictie dat zij dit ambt pas na vijf jaar zouden bekleden.
Ook besloot de senaat dat zij op de dag waarop ze officieel
naar het forum werden geleid ook mochten deelnemen aan de
senaatsvergaderingen.
Bovendien heeft de gezamenlijke
Romeinse ridderstand hen beiden de titel 'princeps iuventutis'
en een zilveren schild en speer ten geschenke
gegeven.
15
Het gewone Romeinse volk heb ik uit mijn
vaders erfenis per man 300 sestertiën gegeven en in mijn
vijfde consulaat uit eigen naam uit de krijgsbuit 400
sestertiën. Tijdens mijn tiende consulaat heb ik uit mijn
ouderlijk bezit weer 400 sestertiën per persoon als gift
uitgeteld, tijdens mijn elfde heb ik twaalf keer graan dat ik
zelf gekocht had uitgedeeld en tijdens mijn twaalfde jaar dat
ik de macht had alsof ik volkstribuun was, heb ik voor de
derde keer 400 sestertiën per persoon geschonken. Deze
gratificaties van mij bereikten altijd meer dan 250.000
mensen.
In het achttiende jaar dat ik de macht had alsof ik
volkstribuun was (mijn twaalfde als consul) heb ik aan 320.000
personen van het gewone volk in Rome zestig denarii per
persoon gegeven.
In de koloniën van mijn soldaten heb ik
tijdens mijn vijfde consulaat iedereen afzonderlijk 1000
sestertiën uit de krijgsbuit gegeven. Rond de 120.000 bewoners
van de koloniën hebben deze gratificatie bij mijn triomf
ontvangen.
In mijn dertiende consulaat heb ik het gewone
volk, dat toen in aanmerking kwam voor gratis koren, per
persoon 60 denarii geschonken. Dit betrof iets meer dan
200.000 mensen.
16
Ik heb de steden uitbetaald voor het
land, dat ik tijdens mijn vierde jaar als consul en, daarna,
tijdens het consulaat van Marcus Crassus en Gajus Lentulus
Augur, aan mijn soldaten heb toegewezen. Het aantal sestertiën
dat ik voor land in Italië neertelde was rond de 600.000.000;
voor land in de provincies was ik rond de 260.000.000 sestertiën
kwijt. Ik heb dit als eerste en, tot nu toe, als enige van
hen, die veteranenkoloniën gesticht hebben in Italië of de
provincies, gedaan.
Ook later, tijdens de consulaten van
Tiberius Nero en Gnaeus Piso, van Gajus Antistius en Decimus
Laelius, van Gajus Calvisius en Lucius Pasienus, van Lucius
Lentulus en Marcus Messalla en van Lucius Caninius en Quintus
Fabricius, heb ik de soldaten, die ik na hun diensttijd naar
hun steden heb teruggevoerd, beloningen in contanten
uitbetaald. Dit heeft me ongeveer 400.000.000 sestertiën
gekost.
17
Vier keer heb ik met mijn eigen geld de
schatkist gesteund: ik heb 150.000.000 sestertiën aan de
beheerders van de schatkist gegeven.
En tijdens het
consulaat van Marcus Lepidus en Lucius Arruntius heb ik uit
mijn ouderlijk bezit 170.000.000 sestertiën gedoneerd aan de
schatkist voor het leger, die op mijn aanraden was ingesteld
om daaruit beloningen toe te kennen aan soldaten die twintig
jaar of meer gediend hadden.
18
Vanaf het jaar, dat
Gnaeus en Publius Lentulus consul waren, heb ik telkens als de
belastinginkomsten tekort schoten uit mijn eigen graanschuren
en ouderlijk bezit soms aan 100.000 personen, soms aan veel
meer, koren en geld geschonken.
19
Ik heb het volgende
laten bouwen: het Senaatsgebouw en aanpalende Chalcidicum, de
tempel van Apollo op de Palatijn met zuilengalerijen, de
tempel van de vergoddelijkte Julius, het Lupercal, de
zuilengalerij bij het circus Flaminius, die met mijn
goedkeuring de galerij van Octavius genoemd werd naar de man
die op dezelfde plaats eerder een zuilengalerij had gebouwd,
de keizerlijke loge bij het circus Maximus,
de tempels van
Jupiter Feretrius en Jupiter de Donderaar op het Capitool, de
tempel van Quirinus, de tempels van Minerva, Juno de Koningin
en Jupiter van de Vrijheid, de tempel van de staatsgoden op
het hoogste punt van de Heilige Weg, de tempel van de
stadsgoden op de Velia-hoogte, de tempel van de Jeugd en op de
Palatijn de tempel van de Grote Moeder.
20
Het Capitool
en het theater van Pompeius heb ik allebei voor veel geld
gerestaureerd zonder er mijn naam op te zetten.
Door
ouderdom vervallen kanalen van aquaducten heb ik hersteld en
ik heb het vermogen van het aquaduct van Marcius verdubbeld
nadat ik een nieuwe bron op zijn kanaal had
aangesloten.
Het Forum van Julius en de tussen de tempels
van Castor en van Saturnus gelegen basilica - een werk waarmee
mijn vader was begonnen en dat hij grotendeels voltooid had -
heb ik afgebouwd. Deze basilica is door een brand verwoest en
na uitbreiding van de vloeroppervlakte ben ik, in naam van
mijn zoons, begonnen met de herbouw. Ik heb bevel gegeven dat
mijn erfgenamen haar af moeten bouwen, mocht ik niet meer in
leven zijn.
Tijdens mijn zesde consulaat heb ik in Rome
door invloed van de senaat tweeëntachtig tempels van de goden
laten restaureren, zonder er één die het nodig had te
vergeten.
In mijn zevende consulaat heb ik de Via Flaminina
(van Rome tot aan Rimini) laten herstellen benevens alle
bruggen, behalve de Milvius- en Miniciusbrug.
21
Op
privéterrein heb ik met geld van de krijgsbuit de tempel van
Mars de Wreker en het Forum van Augustus gebouwd. Ik heb op
grond, die ik voor het grootste deel van particulieren heb
gekocht, bij de tempel van Apollo een theater gebouwd, dat
naar mijn schoonzoon Marcus Marcellus genoemd moet worden.
Geschenken uit de krijgsbuit heb ik plechtig op het Capitool,
in de tempel van de vergoddelijkte Julius, in de tempel van
Apollo, in de tempel van Vesta en in de tempel van Mars de
Wreker geplaatst. Dit heeft mij ongeveer 100.000.000
sestertiën gekost.
35.000 pond goud, dat de steden en
koloniën van Italië bijeen hadden gebracht voor mijn
triomftochten, heb ik hen teruggegeven tijdens mijn vijfde
consulaat. Telkens als ik naderhand de eretitel 'imperator'
kreeg, heb ik afgezien van dat goud hoewel de steden en
koloniën het mij even welwillend als eerder
toekenden.
22
Drie keer heb ik onder mijn eigen naam
gladiatorengevechten gegeven en vijf keer onder de naam van
mijn zoons of kleinzoons. Bij deze spelen hebben ongeveer
10.000 mensen voor hun leven gevochten. Twee keer heb ik onder
mijn eigen naam het volk een schouwspel geboden van atleten
uit heel de wereld en één keer onder de naam van mijn
kleinzoon.
Vier keer heb ik onder mijn eigen naam spelen
georganiseerd en drieëntwintig keer onder de naam van andere
magistraten. Voor het priestercollege van vijftien heb ik als
voorzitter, met Marcus Agrippa als collega, de eeuwspelen
gegeven tijdens het consulaat van Gajus Furnius en Gajus
Silanus. In mijn dertiende consulaat heb ik als eerste de
spelen voor Mars georganiseerd, die in de daaropvolgende jaren
op grond van een senaatsbesluit en een wet door de consuls
gegeven werden.
Zesentwintig keer heb ik onder mijn eigen
naam of die van mijn zoons of kleinzoons jachtpartijen met
Afrikaans wild in het circus, op het forum of in het
amfitheater gegeven. Hierbij zijn ongeveer 3.500 dieren
gedood.
23
Ik heb het volk een show, bestaande uit een
zeeslag, gegeven aan de overkant van de Tiber, na uitdieping
van het terrein over een lengte van 1.800 voet en een breedte
van 1.200 voet. Op deze plek is nu het park van de Caesars.
Bij dit show-gevecht leverend dertig van scheepssnebben
voorziene drie- en tweeriemers (en nog veel meer kleinere
schepen) met elkaar slag. Op deze vloot hebben ongeveer 3.000
mannen gevochten, afgezien van de roeiers.
24
In de
tempels van alle steden in de provincie Azië heb ik als
overwinnaar de kostbaarheden teruggeplaatst, die mijn
tegenstander in zijn privébezit had nadat hij de tempels had
leeggeroofd.
Er hebben ongeveer tachtig zilveren
standbeelden van mij (te voet, te paard of in een vierspan) in
Rome gestaan, die ik zelf heb weggehaald. Van dat zilvergeld
heb ik onder mijn eigen naam én in naam van hen, die mij
geëerd hadden met deze standbeelden, gouden giften in de
tempel van Apollo geplaatst.
25
Ik heb de zee gezuiverd
van zeerovers. In deze oorlog heb ik bijna 30.000 slaven, die
van hun meesters waren weggevlucht en die in opstand waren
gekomen tegen de staat, gevangen genomen en aan hun meesters
gegeven om hen te bestraffen.
Heel Italië heeft uit vrije
wil aan mij trouw gezworen en het heeft van mij geëist de
oorlog die ik bij Actium gewonnen heb te leiden. De provincies
in Gallië en Spanje en de provincies Africa, Sicilia en
Sardinia hebben op dezelfde manier aan mij trouw gezworen.
Onder de militairen die toen onder mijn bevel stonden bevonden
zich meer dan 700 senatoren. Daaronder waren 83 mannen, die
consul zijn geweest voordat ik dit schreef of het erna zijn
geworden, en ongeveer 170 priesters.
26
Ik heb het gebied
van alle provincies van het Romeinse volk, wanneer de
buurvolken van die provincies ons niet gehoorzaamden,
uitgebreid.
Ik heb de provincies in Gallië en Spanje en de
provincie Germanië - de Oceaan omsluit dit gebied vanaf Gades
tot aan de monding van de Elbe - onderworpen.
Ik heb vrede
en rust gebracht in Alpen (vanaf de streek die bij de
Adriatische Zee ligt tot aan de Tyrrheense Zee), waarbij ik
niet één volk zonder goede reden de oorlog heb
verklaard.
Mijn vloot is vanaf de monding van de Rijn over
de Oceaan gevaren naar het oosten tot aan het gebied van de
Cimbren; een gebied waarheen voor die tijd nog nooit één
Romein, te land of ter zee, was gegaan. De Cimbren, Charydes,
Semnones en andere Germaanse volken uit diezelfde regio hebben
middels gezanten om vriendschapsverdragen met mij en het
Romeinse volk gevraagd.
Op mijn bevel en onder mijn
verantwoordelijkheid zijn er in ongeveer dezelfde tijd twee
legers naar gestuurd naar Ethiopië en het Gelukkige Arabië.
Grote aantallen vijanden van beide volken zijn op het slagveld
gesneuveld en veel versterkte steden zijn ingenomen. In
Ethiopië heeft men de stad Nabata (in de buurt van Meroë)
bereikt, in Arabië is het leger opgerukt tot aan de stad
Mariba in het gebied van de Sabaeërs.
27
Egypte heb ik
aan het rijk van het Romeinse volk toegevoegd.
Hoewel ik
Armenië Maior na de moord op koning Artaxes tot provincie had
kunnen maken, heb ik er de voorkeur aangeven, naar het
voorbeeld van onze voorouders, dit koninkrijk aan Tigranes, de
zoon van koning Artavasdes en de kleinzoon van koning
Tigranes, te geven; Tiberius Nero, toentertijd mijn stiefzoon,
heeft hierin bemiddeld. Later heb ik ditzelfde volk aan koning
Ariobarzanes, de zoon van Artabazud, koning van de Meden,
gegeven om erover te regeren, nadat mijn zoon Gajus het
onderworpen had, omdat het zich trouweloos gedroeg en in
opstand was gekomen. Na de dood van Ariobarzanes heb ik het
aan zijn zoon Artavasdes gegeven. Toen deze vermoord was, heb
ik Tigranes, uit het koninklijke geslacht van de Armeniërs,
naar dit koninkrijk gestuurd.
Alle provincies die zich
uitstrekken ten oosten van de Adriatische Zee, en Cyrene -
gebieden die voor het grootste deel in het bezit waren van
koningen - heb ik heroverd, evenals daarvoor Sicilië en
Sardinië, die tijdens de slavenoorlog bezet waren.
28
Ik
heb veteranenkoloniën gesticht in Africa, op Sicilië, in
Macedonië, in allebei de provincies van Spanje, in
Griekenland, in Azië, in Syrië, in Gallië Narbonensis en in
Pisidië.
In Italië zijn er achtentwintig, door mijn invloed
gestichte koloniën, die tijdens mijn leven zeer bekend en zeer
dicht bevolkt waren.
29
Veel veldtekens, die verloren
waren gegaan onder andere legerleiders, heb ik teruggekregen
vanuit Spanje en Gallië en van de Dalmatiërs, nadat ik die
vijanden verslagen had.
De Parthen heb ik gedwongen de buit
en veldtekens van drie Romeinse legers aan mij terug te geven
en als smekelingen te vragen om een vriendschapsverdrag met
het Romeinse volk. Deze veldtekens heb ik in het binnenste
vertrek van de tempel van Mars de Wreker geplaatst.
30
De
volken van Pannonië, waar nog nooit een leger van het Romeinse
volk was heengegaan voordat ik 'princeps' was, heb ik, toen
zij door mijn toenmalige stiefzoon en onderbevelhebber
Tiberius Nero verslagen waren, onder het gezag van het
Romeinse volk gebracht. Ik heb de grenzen van Illyrië
vooruitgeschoven tot aan de over van de rivier de
Donau.
Nadat een leger van de Daciërs de rivier was
overgestoken is het onder mijn verantwoordelijkheid verslagen
en in de pan gehakt en later is mijn leger de Donau
overgestoken en het heeft de Dacische volken gedwongen de
macht van het Romeinse volk te verdragen.
31
Vanuit Indië
zijn er vaak gezantschappen van koningen naar mij gestuurd,
die voor die tijd geen enkele Romeinse legerleider had
gezien.
De Bastarnen, de Scythen, de koningen van de
Sarmaten, die beide oevers van de rivier de Don bewonen, de
koning van de Albanen, de koning van de Iberiërs en die van de
Meden hebben middels gezantschappen om vriendschapsverdragen
met ons gevraagd.
32
De Parthische koningen Tiridates en
later Phrates, de zoon van koning Phrates, koning Artavasdes
van de Meden, koning Artaxares van de Adiabenen, de koningen
Dumnobellanus en Tincommius van de Britten, koning Maelo van
de Sugambren en koning ... van de Suebische Marcomannen zijn
als smekelingen naar mij toe gevlucht.
Koning Phrates van
de Parthen, de zoon van koning Orodes, heeft al zijn zoons en
kleinzoons naar mij in Italië gestuurd, niet omdat hij in een
oorlog overwonnen was, maar omdat hij een vriendschapsverdrag
met ons wilde hebben door dit onderpand (namelijk zijn
kinderen).
Ook veel andere volken hebben de betrouwbaarheid
van het Romeinse volk leren kennen in de tijd dat ik
'princeps' was, hoewel zij hiervoor geen uitwisseling van
gezantschappen en vriendschapsverdragen met het Romeinse volk
hadden gehad.
33
De volken van de Parthen en de Meden
hebben van mij de vorsten gekregen om wie zij gevraagd hadden
middels aanzienlijke gezantschappen van die volken: de Parthen
hebben Vonones, de zoon van koning Phrates en de kleinzoon van
koning Orodes, gekregen, de Meden Ariobarzanes, de zoon van
koning Artavazdis, de kleinzoon van koning
Ariobarzanes.
34
Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had
en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in
handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat het
bestuur over de staat weer overgedragen vanuit mijn macht in
handen van de senaat en het volk van Rome.
Als dank voor
deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus'
gekregen, zijn van staatswege de deurposten van mijn huis met
lauriertakken versierd, is boven mijn deur de 'burgerkroon'
bevestigd en is er een gouden schild in het Senaatsgebouw van
Julius geplaatst. De inscriptie op dit schild zegt dat het mij
is aangeboden door de senaat en het volk van Rome vanwege mijn
dapperheid, zachtzinnigheid, rechtvaardigheid en
plichtsbetrachting.
Na dit tijdstip stond ik in invloed ver
boven ieder ander, maar ik heb niet meer macht gehad dan de
mensen die in de verschillende ambten mijn collega
waren.
35
Tijdens mijn dertiende consulaat hebben de
senaat, de ridderstand en het hele volk van Rome mij de titel
'Vader des Vaderlands' gegeven en ze hebben bepaald dat dit in
de hal van mijn woning, in het Senaatsgebouw van Julius en op
het Forum van Augustus onder het vierspan, dat door een
senaatsbesluit voor mij was geplaatst, moest worden
vermeld.
Toen ik dit schreef was ik vijfenzeventig
jaar.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Aa
nhangsel 1
De totale geldsom die hij uitgegeven heeft aan
de schatkist, aan het Romeinse volk of aan veteranen bedroeg
600.000.000 denarii.
Aanhangsel 2
Hij liet de volgende
nieuwe gebouwen oprichten: de tempels van Mars, van Jupiter de
Donderaar en Jupiter Feretrius, van Apollo, van de
vergoddelijkte Julius, van Quirinus, van Minerva, van Juno de
Koningin, Jupiter van de Vrijheid, van de huisgoden, van de
stadsgoden, van de Jeugd en de tempel van de Grote Moeder. Ook
het Lupercal, de keizerlijke loge bij het circus, het
Senaatsgebouw met het Chalcidicum, het Forum van Augustus, de
basilica van Julius, het theater van Marcellus en de
zuilengalerij van Octavius. En aan de overkant van de Tiber
liet hij het park van de Caesars aanleggen.
Aanhangsel
3
Hij heeft het Capitool en tweeëntachtig gewijde tempels,
het theater van Pompejus, kanalen van aquaducten en de Via
Flaminia laten restaureren.
Aanhangsel 4
De uitgaven die
hij zich getroost heeft voor toneelvoorstellingen,
gladiatorengevechten, schouwspelen met atleten, jachtpartijen
en de in scène gezette zeeslag en het geldbedrag dat hij
geschonken heeft aan de koloniën en de steden en aan andere
door aardbevingen of brand getroffen steden of per persoon aan
vrienden en senatoren - hij vulde hun vermogen tot de vereiste
hoogte aan - zijn ontelbaar.