DE ACROPOLIS EN DE ZUIDHELLING
DE TOEGANG TOT DE ACROPOLIS
Langs de toegangsweg aan de rechterkant waarvan men in de verte
de resten
van de oude fortificaties van de acropolis kan bespeuren, komt men bij
een korte galerij uitgehakt in het tufsteen
(misschien een steengroeve). Binnen,
aan de linkerkant, is een doodkist geplaatst van tufstenen platen;
aan het einde, rechts,
is daarentegen de ingang zichtbaar van een
onderaardse gang, waarschijnlijk een van de gangen van een
mijn geopend in 552
gedurende het beleg van Cumae door de
Byzantijnse generaal Narsetes, om een deel van de erboven liggende muur te doen
instorten.
Hij is niet meer te betreden, maar de gang mondt uit in de basis van de
zogenaamde Byzantijnse toren, in de omgeving van de
hoek die zij vormt met het
zuidoostelijke deel van de muur. Als men de galerij verlaat, kan men rechts zien,
bij het laatste
stuk van de Crypta Romana, dat die vroeger het forum
verbond met het havengebied. Aan de overkant is de 'grot
van de Sibylle'
te zien: omdat die geen deel is van de hoge stad,
maar van de zuidelijke heuvel, zal die bezocht worden bij de terugkeer
van de akropolis, voordat men het archeologisch park verlaat. Men beklimt dus aan
linkerkant een helling van een moderne trap
die leidt naar de oude ingang
van de akropolis. Op het eind ontmoet men een stuk weg in oud basalt;
van daar is het, als men
een klein weggetje aan de rechterkant ingaat, mogelijk
zich te begeven naar de buitenkant van de Romeinse muren, gebouwd langs
de zuidelijke
rand van de akropolis. Vervaardigd uit een cementmassa bekleed met
een gordijn van blokken trachiet, sluiten
de Romeinse muren
aan bij een oudere muur in grove blokken gele tufsteen,
misschien teruggaande naar de 5e eeuw v.C., nu nog
zichtbaar in een doorgang
door de Romeinse ringmuur. Grote stukken van de muren die de bekleding met blokken
hadden verloren,
werden in 30 jaar gerestaureerd.
Wanneer men omkeert, vindt men bij de ingang van het weggetje de zogenaamde Byzantijnse
toren. De structuur, die deel uitmaakte van het defensieve Romeinse systeem,
dankt zijn naam aan een volgende verbouwing.

|
Cuma, Parco Archeologico. Venster van de <<torre
bizantina>>. |

|
Marmeren drempel van de ingang tot de akropolis. |
De toren heeft een vierhoekige
plattegrond en laat een basis zien van grove blokken
trachiet, terwijl de bovenkant is gemaakt met stukken tufsteen.
Het inwendige,
dat men men langs een zijingang betreedt, bestaat uit 2
rechthoekige vertrekken ieder bedekt met een tongewelf. In de westelijke
muur
zijn 2 vensters te zien. Een trap aan de buitenkant leidt naar de
bovenverdieping, waarvan nog stukken muur over zijn;
in de oostelijke muur
zitten 2 schietgaten, waarvan een met een marmeren tafel, die
uitkijken op de buitenkant van de ringmuur.
Het stuk oude weg wordt na enkele tredes wordt onderbroken door een
marmeren drempel; daar was de poort van de akropolis,
vanwaar de
'via Sacra' begon die, de citadel doorlopend, aankwam bij de zogenaamde
Tempel van Iupiter.
Deze inrichting van
de ingang stamt waarschijnlijk uit de tijd van het
tweede triumviraat (43-32 a.C) toen, gezien de omvang van de herinrichting
van de fortificaties aan de zuidkant van de akropolis, de poort naar voren
werd verplaatst.
Over de drempel heen leidde een
helling in opus reticulatum aan de rechterkant
direct naar de Tempel van Apollo; in de Middeleeuwen werd zij door drie nog
zichtbare putten bezet. Een beetje verder, links, is een ruim terras
te zien boven een antieke structuur met een schitterend
panorama van de Cumaanse
kust: vanaf het eilandje van S. Martino tot aan de uiterste punt van de heuvel
van de akropolis.
Langs een kort deel van de via Sacra is een helling bij de rechterpoort
naar het terras waarop de tempel van Apollo zich verheft.